met al mijne onpartijdigheid, in den Bijbel niet kan vinden, als Goddelijke waarheid wil opdringen. Wil de Roomschkatholiek mij bewijzen, dat ik verloren ga, omdat ik niet tot zijne kerk behoor, ik verwerp deze zijne leer; maar zoo doe ik ook omtrent mijnen Medeprotestant, die andersdenkenden veroordeeld en vervolgd heeft, en het misschien nog gaarne deed, niet om den wil der zaligheid van andersdenkenden, maar om den wil van zijn gezag. - Wie heeft mij gesteld ten regter over mijns broeders denkwijze? Al vind ik mijne idéën, aan het gezond verstand getoetst, bestaanbaarder dan de zijne; wie zegt mij, dat mijn broeder - immers niet aller gaven zijn eenerlei - uit mijn consequenter stelsel, al kwam er meer licht door in zijn hoofd, meer warmte voor zijn hart zoude kunnen afleiden?
In de, nu geuite, stemming las Rec. het hier aangekondigde Gebedenboek, welks zuivere taal en eenvoudige stijl, benevens de Christelijke gezindheden, die er in doorstralen en die het wil opwekken, het tot een zeer algemeen nuttig werk maken. De cultus der Roomschkatholieke kerk ligt, het is waar, ten grondslag; maar het is immers ook geschreven voor Christenen tot die kerk behoorende, en die cultus is hier zoo praktikaal nuttig gemaakt als zij worden konde. Houdt zich de Katholiek aan dit praktikale, - het laatste doel, toch, van allen waren Godsdienst, - dan zal zijne dogmatiek niet nadeelig kunnen werken.
Een fraai vignet versiert den gegraveerden titel.