ding, allen lof; want waar is toch het boek, dat zoo veel stof geeft tot leerzaam zedelijk onderwijs, als de Bijbel, vooral de Evangeliën, en dan nog bijzonder dat van den edelen Joannes? Hier toch leeren wij den gezegenden Heiland zoo geheel in al zijne eenvoudigheid, waarheid en kracht kennen, dat hetzelve voor godsdienstige kennis, als ware het, genoegzaam en toereikende mag geoordeeld worden.
Uit dit zelfde oogpunt maakt gezegde Evangelie dan het onderwerp uit, dat in deze brieven en gesprekken voorkomt. De Vriendin, die schrijft, stort geheel haar hart uit aan hare Vriendin, om haar al de schoonheden des Goddelijken boeks te doen opmerken en bevatten. Toon en stijl zijn zoo geheel uit het hart genomen, dat zij belang moeten verwekken, en dat deszelfs gevoel en gevoelens met die van den Evangelist, ja van onzen Heer zelven, moeten overeenstemmen. Ook zijn de vijf gesprekken, die, in onderscheiding van de acht en twintig brieven, alhier voorkomen, zoo eenvoudig, uitlokkende, leerzaam en doeltreffende, dat zij inderdaad zeer veel bijdragen, om dien kinderlijken geest uit te drukken, die in Joannes Evangelie, ja in de gansche Christelijke leer, zoo karaktermatig doorstraalt.
Slechts eenen enkelen keer missen wij dat gebruik dier uitlegkunde, hetwelk de vorderingen van onzen tijd aan de hand geven. Dus hebben dezelve thans reeds genoegzaam beslist over de benaming van God als Vader, in tegenoverstelling van der Joden God, den wrekenden Jehovah, en van Jezus Christus als Zoon, in de beteekenis van eenstemmig in beginselen en begrip, geliefde enz., gelijk reeds de oude Koningen en Profeten alle Zonen van God genoemd werden. Even zoo zijn de latere uitleggers vrij eenstemmig, dat er in de schriften van Mozes geen gewag van den Messias gemaakt wordt, en dat de plaats Deuter. XVIII:15 en 18, ondanks al het toepasselijk gebruik, dat daarvan in de schriften des N. Verbonds voorkomt, geene an-