Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1820
(1820)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerhandeling, over de verschillende Ziekten der Onderbuiksingewanden. Door C.R. Pemberton, buitengewoon Geneesheer van den Prins Regent van Engeland. Uit het Engelsch, met eenige Aanmerkingen en een Bijvoegsel vermeerderd, door J.J. van Houten, Med. Doct. te Haarlem. Met Platen. Te Haarlem, bij F. Bohn. 1819. In gr. 8vo. f 1-16-:Daar de Latijnsche taal, in vroegere tijden de band van verbroedering tusschen de Geleerden van alle beschaafde volken, bij voortduring meer en meer in onbruik schijnt te geraken, zoo verheugen wij ons, dit werk, in de Engelsche taal opgesteld, in de Nederduitsche te zien overgebragt. De gretigheid, waarmede deze Verhandeling in Engeland is ontvangen, de lof, waarmede zij in Duitschland werd aangekondigd, waarborgen dezelve hier waarschijnlijk geen minder goed onthaal. Zij verdient ook die onderscheiding, welke haar is geworden onder een aantal van niet minder belangrijke geschriften, sedert eenigen tijd in Engeland uitgekomen. Wij gaan dadelijk over tot de vermelding van derzelver inhoud, om bij een en ander belangrijk gedeelte iets langer te kunnen stilstaan. Eene korte Voorrede, van Schrijver en Vertaler, leert ons, dat dit werk de vrucht is eener veertigjarige ondervinding. Het is geene stelselmatige of volledige geschiedenis van de ziekten des onderbuiks; maar het zijn de bevindingen des Schrijvers, gedurende zijne langdurige geneeskundige loopbaan: dit verleent echter de meeste waar- | |
[pagina 12]
| |
de aan hetzelve, alsmede, dat middelen, geneeswijze en diagnostische teekenen alleen uit de ondervinding zijn opgegeven, zoo als zij door deze zijn bewaarheid geworden. De Heer van houten hebbe dus dank voor zijne pogingen, om ook de Nederlandsche Artsen met hetzelve nader bekend te maken. Daar het ware altijd belangrijk blijft, zoo behoeft het niet nieuw te worden; de waarheid blijft altijd dezelfde; zoo als zij ten tijde van hippocrates was, bestaat zij ook nog; zij is de altijd bloeijende boom des levens; de ondervinding kan haar slechts nu en dan in helderder daglicht plaatsen; zij blijft dezelfde hier en overal, ook in Duitschland, waar gewis de stelselzucht niet erger woedt, dan elders. Weshalve wij ook het gezegde voor rekening van den Heer Vertaler willen laten. Wij zouden althans aarzelen, zulk een oordeel over een land te vellen, hetwelk onder zijne voornaamste Artsen eenen hufeland, vogel, hildebrand en frank telt, om meer anderen niet te noemen. Het werkje zelf is in elf Hoofdstukken verdeeld, welker opschriften de navolgende zijn: de ontsteking van het darmvlies; ziekten der lever - der galblaas - der alvleeschklier - der milt - der nieren - der maag - van de darmbuis; de darmontsteking; ontsteking van de slijmhuid der ingewanden - van de klieren der ingewanden. Een bijvoegsel van den Vertaler, over verouderde maagkramp, en eene waarneming van eenen hardnekkigen buikloop(?) besluiten het werk, in een Nederduitsch gewaad ons hier aangeboden. De Vertaler schrijft in zijn Voorberigt, dat, waar zijn Ed. zich niet met den Schrijver konde vereenigen, hij sommige geringe aanmerkingen bij diens arbeid gevoegd heeft. Het was wenschelijk geweest, dat hij bij dit voornemen ware gebleven, en niet, zoo als b.v. op bl. 6, het aqua menth. pip. in aq. horde (lees aqua hordei) hadde veranderd, latende dit ter verantwoording van den Schrijver. Desgelijks moeten wij het ingelaschte re- | |
[pagina 13]
| |
cept op bl. 22 afkeuren; want hetgene den Vertaler in zijne praktijk goeden dienst gedaan heeft, moet niet als middel ter aanvulling van des Schrijvers meening worden voorgedragen. Wij zouden ook twijfelen, of dit wel de ware meening des Schrijvers geweest zij. Reeds in het op bl. 7 opgegevene voorschrift ontdekken wij de slordigste drukfeilen, hetwelk bijna in ieder voorschrift herhaald wordtGa naar voetnoot(*). Met kracht wordt er in dit eerste Hoofdstuk aangedrongen, zich door geene schijnbare zwakte bij ontsteking van het darmvlies te laten terughouden, maar, in weêrwil dezer ongunstige teekenen, die zich dadelijk bij het begin dezer ziekte opdoen, dadelijk tot het lancet de toevlugt te nemen. Belangrijk is in het tweede Hoofdstuk de opgaaf der onderscheidende kenteekenen tusschen borst- en leverontsteking. Het bij de geneeswijze aangehaalde voorschrift wordt, door deszelfs onnaauwkeurigheid, grootstendeels onverstaanbaar. Door de vermenging van eene drachma pulveris gummosi met eene once syr. althacae op zes oncen aqua menth. zal dit door den Vertaler voorgestelde mixtuur ook vrij lijvig worden. - De regels bij het aderlaten in deze ziekte en bij alle andere ontstekingen, over het maken eener groote opening, opdat de bloedvliet schielijk en met een' ruimen sprong geschiede, verdienen overweging en navolging. Het gebruik van den calomel wordt hier ook naar waarde beoordeeld. De taraxacum, reeds door boerhaave geprezen, wordt naar waarde beoordeeld. Bij de ontsteking der galblaas vindt men belangrijke aanmerkingen over de galsteenen en derzelver wijze van ontlasting, waarbij eene zeer goede plaat gevoegd is. Bij de ontsteking der nieren geeft de Schrijver eene wijze van | |
[pagina 14]
| |
verdeeling der klieren op, die als zeer gegrond voorkomt, en van welke hij zich veel belooft, ter betere onderscheiding van vele ziekten. Hij verdeelt ze in zulke klieren, die eene vloeistof uit het bloed afzonderen, ten dienste van het geheele stelsel, en in zulke, die vochten afscheiden, welke uit het ligchaam moeten gedreven worden. De eerste zoude men, den Schrijver volgende, voedende, de laatste verterende klieren kunnen noemen. Gebrek aan plaats verbiedt ons, den Schrijver hier verder in de uiteenzetting zijner denkbeelden te volgen, welke echter allergewigtigst zijn. Het zij genoeg, de rangschikking van sommige ingewanden op te geven, tot welke soort van klieren zij schijnen te behooren. Dus kan men tot de voedende klieren brengen: de lever, de alvleeschklier, de klieren der ingewanden, welligt ook de maag en de dunnere darmen. Tot de verterende: de nieren, de long, derzelver slagaderen en de dikke darmen. Van de milt wordt niets bepaald gezegd; maar, dewijl hare ziekten altijd uittering ten gevolge hebben, zoude men haar, bij gevolg, ook tot de voedende klieren kunnen brengen. Der proefneminge waardig is de stelling van den Engelschen Geneesheer brande, dat kleine giften magnesia zeer werkzaam zouden zijn, om het ontstaan van zuren te verhinderen, en dat de magnesia het beste middel is tegen al de tot nu toe onderzochte steenen. Het onderzoek omtrent de blaassteenen door Dr. wollastone schijnt hiermede echter strijdig te zijn, daar het grootste gedeelte derzelve door zuren, en wel door het zoutzuur, oplosbaar was; hetwelk door de proeven van pemberton zeer vele waarschijnlijkheid verkrijgt. Hij heeft de voordeeligste gevolgen der werking van zoutzuur op de smeltbare steenen of het smeltbare zand van Dr. wollastone gezien. Tot dit einde schreef pemberton alle twee uren zes druppels van dit zuur in water voor, waarvan hij bij vijf lijders goede gevolgen ontdekte. | |
[pagina 15]
| |
Het gevoelen van pemberton, dat de maagpijnen het gevolg zijn van de voornaamste voeding door aardappelen, verkrijgt veel gezag, doordien deze ziekte bij ons zoo menigmalen wordt waargenomen, terwijl zoo vele der ingezetenen dezer landen enkel en alleen door aardappelen en slappe warme dranken gevoed worden. De overeenkomst tusschen de zoete pisvloeijing en maagbranding is een verder onderzoek waardig; als ook, Dr. rollo volgende, dat zij met de jicht in verwantschap staat. De Gum Kino wordt als een werkzaam middel tegen de maagpijnen aangeprezen. Tegen de werktuigelijke maagziekten worden melkdieet en kleine giften calomel en cicuta geroemd. Of echter het extr. cicutae tot vier greinen tegelijk, en wel tweemalen daags, eene kleine gift genoemd kan worden, vooral indien hetzelve echt en welbereid is, zouden wij niet gaarne onderschrijven. Behalve deze middelen, vinden wij hier, zoo als overal, eene groote vooringenomenheid met het sulphas magnesiae. Hoezeer dit een gevolg der in Engeland heerschende mode schijnt te zijn, bijna uitsluitende met Engelsch zout en calomel op de ontlasting te werken, ware het wenschelijk geweest, dat het genie van dezen waarlijk grooten praktischen Geneesheer zich van deze banden eener slaafsche navolging ontdaan hadde. Weinigen althans zullen, met ons, het sal catharticum voor een zoo algemeen aanwendbaar middel houden tegen al de anders hier zoo uitmuntend beschrevene ziekten. Uit eene aanmerking van den Heer Vertaler, bl. 129, zouden wij bijna oordeelen, dat zijn Ed. nog een aanvankelijk beoefenaar der Geneeskunde is; anders toch zoude het door hem aldaar opgegevene geneesmiddel niet met zoo veel zelfvertrouwen voorgesteld zijn geworden, en hem wel reeds meer dan eenmaal in de aanwending mislukt zijn. In de aangehaalde waarneming moest het echter vooral mislukken; wij vinden waarneming en opschrift derzelve zeer ongelukkig gekozen, en schijnt de ziekte, bij eene nadere ontleding van des | |
[pagina 16]
| |
Schrijvers eigene opgave, geheel iets anders: deze buikloop was immers niet de oorspronkelijke ziekte, maar meer eene bijkomende, mogelijk wel een gevold der overprikkeling door te menigvuldige prikkelende middelen, waarvan wij ter proeve een voorschrift afschrijven, hetwelk nog een der minst zamengestelde is: R. cort. peruv. rubr., flavi ã ℥β, rad. valer. ʒiij, serpent. ʒij, coq. et inf. ad ℥x col. adde syr. alth. ℥i, spir. c. cervi ℈i, S. om het uur een lepel. In de meeste is het eenvoudige niet tot grondregel aangenomen, met uitzondering van hetgene door Dr. landskroon werd aangeraden. Zij bezitten echter de verdienste van naauwkeuriger te zijn nagezien, dan die van den Heer pemberton, welke, zoo als reeds gezegd is, van drukfeilen overvloedig voorzien zijn, terwijl wij er hier geene gevonden hebben. Nu, dit is ook eigen werk! Doch genoeg: keeren wij nog met een woord terug tot het werk zelf van pemberton. Bij de beschrijving der colica pictonum ontmoeten wij vooral belangrijke voorschriften omtrent de behandeling der verlamming, wanneer de band van het gewricht der handen schijnt droog en slap te worden, even alsof eene verzwering der hand de banden heeft uitgerekt; waarbij dan nog dikwerf een gezwel boven op de hand komt, hetwelk meestal week en beweegbaar, doch somwijlen ook hard is en volkomen vastzit. Behalve de gepaste inwendige middelen, zoekt de Schrijver dit gebrek ook door de aanwending van eenige werktuigelijke middelen te bestrijden. Hij bezigt hiertoe eene spalk, in den vorm van eene goot, die, onder den geheelen voorarm gelegd, tot aan de toppen der vingers moet vastgehecht worden. Op de tweede plaat vinden wij de spalk en de wijze van aanlegging afgebeeld. De beschrijving der febris remittens infantum is eene der belangrijkste in dit geheele boek. Wij gaan dezelve echter voorbij, dewijl zij voor geen uittreksel vatbaar is; zij behoort geheel gelezen te worden door elken Arts, die met een gelukkig gevolg bij kinderen werkzaam wil | |
[pagina 17]
| |
zijn. Vele dezer jonge schepselen dalen zeker ten grave, doordien deze ziekte dikwijls niet gekend, en derhalve ook veeltijds verkeerd behandeld wordt. - De behandeling der darmontsteking verdient de overweging van iederen nadenkenden. Te regt worden sterke en herhaalde aderlatingen voorgesteld, als het voornaamste middel om dezelve te beperken. Men kan hier niet voorzigtig genoeg zijn, daar deze ziekte zoo spoedig doodelijk wordt; naauwelijks gekend, heeft zij hare prooi reeds in het wisse verderf gestort, en het berouw der miskenning komt te laat. - De kennis en behandeling der ontsteking van de slijmhuid der ingewanden, en van de klieren der ingewanden, besluit dit doelmatig werk. Wij wenschen het, als een van de beste voortbrengsels der Geneeskunde, in veler handen, vooral van eerstbeginnende Artsen, die hier op de gevolgtrekking eener redelijke ondervinding onthaald worden. Tot dit einde was het van belang geweest, dat dit werk beter uitgevoerd, en tevens beknopter gedrukt ware geworden, om het nog gemeenzamer te kunnen verkrijgen. Maar vooral hadden wij van den Heer Vertaler meer oplettendheid en zorg voor eene juiste correctie der voorschriften verwacht, die thans door eene menigte drukfouten, en jammerlijke rangschikking derzelve, ontsierd worden, en hierdoor somwijlen naar geneeskundige raadsels gelijken. |
|