De eerste Oordeelsdag, als aanstaande voorgesteld, in eene Leerrede over 1 Tess. V:2, 3a.; door denzelfden. In gr. 8vo. 28 Bl. f :-8-:
Beide deze stukjes zijn te Amsterdam, bij a. vink, 1819, uitgegeven, en een aantal soortgelijke van den Eerw. deussen, die daarenboven het Amsterdamsch Letterlievend Maandschrift met zijne verklaringen over Michaël enz. uit het boek der Openbaring heeft verrijkt.
Als proeve van verklaring laten wij 's mans geschrijf gelden, wat het gelden kan; dewijl het ons en anderen volkomen vrijstaat, de schouders op te trekken, bij het lezen van dit en soortgelijk werk. Gelooft de man, waaraan wij geenszins twijfelen, hetgene hij schrijft, en meent hij het niet te kunnen verantwoorden voor God en zijn geweten, zoo hij er van zwijgt, - hij doe dan, hetgene hij niet nalaten kan! Maar zoo hij, bij zijne verwachtingen, zich eeniglijk bepalen wilde tot ernstige en gemoedelijke poging, om de Christenen te Maria Hoorebeke en het Garnizoen te Oudenaarden op te leiden tot gegronde kennis en vaste overtuiging van de altijd blijvende, eenvoudige, Evangelische waarheid, en zoodanige deugdzame gezindheden en heiligen wandel, door welke men toch wel het best tegen iedere toekomst des Heeren gesterkt en voorbereid wordt, zou hij, naar ons inzien, wijzer handelen, beter aan zijne roeping beantwoorden, en meerder nut stichten. De man leze in de Openbaring van Joannes, en geloove, wat hij wil, van napoleon buonaparte, en van michaël pauwlowitz, een' Russisch' Grootvorst, die in het land, waar vele Joden zijn, zetelt, en van eenen aanstaanden oorlog van den Turk met Rusland, enz. enz.; maar hij behoeft daarvan niet te prediken. Hij predike, dat Jezus Christus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken, en dat een iegelijk, die op Hem hope heeft, afstand moet doen van alle ongeregtigheid! - En, wij ontkennen het niet,