zaam, om de financiële afscheiding (die toch met het uitwendige bestuur niets te maken heeft) terstond daar te stellen? Deze uitwerking althans zou eene zulke reden in Engeland, in Frankrijk, in Zweden en overal, waar nog eenige publieke geest heerscht, dadelijk voortbrengen. Of zijn wij dan niet onafhankelijk? Hebben wij dit regt niet voor 25 millioenen der Russische schuld, niet voor Demerarij, Essequebo, Berbice, de Kaap de Goede Hoop en Cochin gekocht? Wat hebben hier dus de Mogendheden te maken? Of schrijven wij Engeland, en Pruissen, en Rusland voor, hoe het handelen moet? Beletten wij b.v. Rusland, om in Polen een gelijk stelsel van belastingen in te voeren, als in Moskou of Petersburg? Mogen wij dus niet in eene omgekeerde reden handelen? - Maar wij zijn veel zwakker. - Het is zoo; maar wij hopen, dat deze reden, zeer krachtig onder napoleon, na de oprigting van het Heilig Verbond niet meer geldt, of dit Verbond is slechts begoocheling. Daarenboven, wat kan de eenige reden geweest zijn, waarom de Mogendheden de vereeniging gewild hebben? Was het niet, om onzen Staat te versterken, vooral tegen Frankrijk? Maar een in zich zelven verdeelde Staat kan niet bestaan, en helt ten verderve, zoo als de mond der Wijsheid zelve zegt. En zijn wij dan nu niet verdeeld, juist door de gedwongene, ook financiële vereeniging? Braband staat tegen
Holland, en beide morren over de Regering. Kan dit, bij een' eventuëlen aanval des vijands, eendragt, liefde, hartelijkheid, gemeenschappelijken moed geven? Dat God ons voor de ondervinding behoede!
Maar nu geve men aan elk gedeelte des Rijks die wetgeving, welke het verlangt: vrijheid aan Holland, verbodswetten aan België. Dan zal de Noordelijke Nederlander niet meer het verval van zijnen handel aan den Zuidelijken, of aan de Regering wijten: want, wat er nu gebeure, deze zijn dan buiten schuld, hetzij de handel bloeije of kwijne. De Gentenaar zal de mededinging zijner fabrijken geweerd zien, en ook de Luikenaar die van zijn ijzer in België; terwijl de Hollander den ondergang zijner sluizen en waterwerken niet meer, door het gemis van Zweedsch ijzer, behoeft te schromen. De sluikerij zal krachtig geweerd. 's Lands Kas gestijfd worden, en - hetgene van alles het grootste is - het vertrouwen op de Regering, en de liefde tot haar, zal herleven.