derde maal zou hij dit niet overleven,’ riep de Indiër, ‘wanneer de Voorzienigheid mij niet tot zijne redding gezonden had! Ik vlieg heen, om hem hulp en troost te brengen. Ik ben rijk; dus kan hij niet vreezen arm te zijn; maar hoe wanhopig moet hij, met zijn kiesch gevoel, bij zulke herhaalde ongelukken wezen!’
Met moeite vernam hij eindelijk, waarheen zijn ongelukkige vriend gevlugt was. Hij zocht den schuilhoek op. Onverwacht houdt zijne postchais stil voor een gebouw, hetwelk, in het midden van een bekoorlijk oord gelegen, van prachtige tuinen omringd, eene epikurische woonplaats schijnt. Na de eerste vriendschappelijke uitboezemingen, zeide de Indiër: ‘Ik huiverde, u in een troosteloos verblijf te vinden: God dank, dat uwe woonplaats zoo aangenaam is, als ik niet in staat zou zijn u aan te bieden! U bleven derhalve vrienden overig, die mijne plaats vervulden?’ - ‘Wien meent gij dan, dat dit landhuis toebehoort?’ zeide de ander. ‘Het is, met al deszelfs aanhoorigheden, slechts honderdduizend kroonen waardig. Lieve hemel! dit is alles, wat mij na mijn eerste ongeluk overgebleven is!’
Men hield een' vrolijken maaltijd. Kostelijk eten, voortreffelijke wijnen! Na de tafel deed de ongelukkige zijn' vriend den voorslag, naar een nabijgelegen bosch te rijden. Terwijl zij zich aldaar vermaakten, want het was van een' uitgebreiden omtrek, heerlijk onderhouden, en overal met regte lanen, zoo wel voor de jagt als tot wandelen ingerigt, zeide de ongelukkige tegen zijn' trooster: ‘Dit bosch is naauwelijks zesmaal honderdduizend franken waardig. Dit is alles, wat ik uit mijne tweede schipbreuk gered heb!’
Bij hunne terugkomst in het slot ontving de ongelukkige een' brief. ‘Laat ons,’ riep hij, toen hij dien gelezen had, ‘naar Parijs snellen! Mijne zaken zijn in orde. Mijne crediteuren hebben voor tien percent geteekend. Kom, haasten wij ons!’
De beide vrienden vertrekken. ‘Naar mijn hotel!’ riep de ongelukkige den postiljon toe. ‘Ik wil niet, dat gij ergens anders dan bij mij logeert.’ En het rijtuig rolde bereids over het plein van een der schoonste hotels in het schoonste gedeelte van Parijs. ‘Is dit uw eigendom?’ vroeg de Indiër, verbaasd over de pracht, de sierlijkheid, de grootte van dit huis; ‘het moet wel een millioen waardig zijn.’ -