roofzucht en het geweld, op de netten, die zij spannen en uitbreiden, en de groeven, die zij maken, om den onvoorzigtigen te vermeesteren, dan kunnen wij ons ter naauwernood onthouden, om dezelve als zinnebeelden van booze geesten, van vijanden des menschdoms te beschouwen, of als onreine geesten, die om hunne ondeugden en misdrijven uit de gewesten des lichts in de duisternis en verdoemenis ter neder gestooten worden. Deze gedachte schijnt ook linnaeus en fabricius voor den geest gezweefd te hebben, wanneer zij aan sommige Insekten de namen van Beëlzebub, Belial, Titan, Typhon, Nimrod, Geryon enz. hebben gegeven.
Inderdaad moet de beschouwing van een met Insekten rijk voorzien Kabinet elken mensch, die daarmede niet van nabij bekend is, op de oneindige verscheidenheid doen staren, welke hij te voren in de natuur nimmer had kunnen vermoeden; terwijl zij niet het minste gelijken naar hetgeen andere klassen van het dierrijk vertoonen, ja zelfs de uitsporigste voorstellingen der rijkste verbeelding verre overtreffen: en welken troost ontwaren zij hier niet, om in deze voorwerpen zelven de heerlijkste toonbeelden van schoonheid en overeenstemming te aanschouwen, daar deze afschuwelijkste schepsels, van hun schadelijk vermogen beroofd, door hunne ongemeene nuttigheid aanleiding geven tot het belangrijkst onderzoek!
Het genoegen echter, hetwelk die kennis verschaft, tot welke ik u verheffen wil, is bij verre na niet slechts tot de opsporing van den uiterlijken en sierlijken vorm bepaald. Al konden deze, hoe eindeloos schijnende, uitgeput worden, en, hoe wondervol, hunne belangstelling verliezen, zelfs dan nog zouden zij nieuwe bronnen van weetgierig onderzoek en genoegen verschaffen. De eigendommelijke, in het oog loopende verscheidenheid hunner vorming, in opzigt tot de werktuigen van voeding, beweging en broeding, tot de zintuigen van gewaarwording, en tot derzelver voortteling in alle klas-