Feest op den Wartburg en Jezuiten. Godsdienstige Verheffing, enz. staken gedeeltelijk uit den regterzak; uit den linker hing een ledige zak, met het opschrift: 's Lands Schatkist. Algemeen Krediet. Gunstige Uitzigten op het Toekomende, enz.
Het was niet dan met groote moeite, dat deze Jongman zich eenen weg baande naar eene Vrouw, die mager en zwak in een' hoek zat, gekleed in rouwgewaad, en met eene halve kap van floers. Een krans van kleine bloemen (Vergeet-mij-niet, enz. enz.) zag men in hare blonde haren, welke eenigzins in wanorde waren; eene muurkroon, waarop het woord: Constitutie, maakte het voornaamste deel van het kapsel uit. Voor den boezem las men: Vrijheid der Drukpers. Openbare Raadpleging. Op het hart: Gelijkheid voor de Wet. Onder de borst: Liberaliteit; daaronder: Opheffing van den Leenadel. Op den buik: Het Algemeene Gevoelen; lager: Vermindering der staande Legers, en daaronder nog: Vrijheid der Zeevaart. En eindelijk op de hoogte der knien: Vertegenwoordiging des Volks. Eene kleine verhevenheid op den rug mismaakte eenigzins de statuur dezer schoone, en op dezelve las men de woorden: Gelijke Verdeeling der Lasten. Op een' der schouders zag men het woord: Het Volk; op den anderen: Adel. De woorden: Verantwoordelijkheid der Ministers. Processen met opene deuren. Kamers van Pairs en Gedeputeerden. Onbedwongene Volksvlijt. Vrije en onbelemmerde Koophandel, enz. las men op andere plaatsen van het kleed; en in een hoekje van hetzelve zag men met moeite, door de kleinheid der letteren: De Volksstem.
Het is moeijelijk, de aandoening en het gevoel te beschrijven, welke deze verschijning veroorzaakte. De jonge vrouw hield zich met moeite staande, en scheen zich voor flaauwvallen te bewaren door gestadig aan een reukfleschje te snuiven, waarop men de woorden las: Algemeene Geest. Nadat zij eindelijk, door de ijverige pogingen van haren geleider, gekomen was tot aan de rijen der dansers, verdwenen beiden in de menigte, en zij kwamen niet wederom te voorschijn.
‘Alzoo,’ zegt de verzamelaar van zeker tijdschrift, ‘ziet men ook in het dagelijksch leven de uitersten bijeen: waan en zaken, ernst en boert, zielsverheffing en zotheid, vleijerij en verwaandheid, geluk en ellende, het Kapitool en de Tarpejische rots, Vastenavond en Aschdag.’