Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1819
(1819)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 415]
| |
Vervolg der schets van LondenGa naar voetnoot(*).Londen, den 19 October 1815. Heden heb ik voor, om u, naar mijn beste vermogen, eene beschrijving van de Kathedrale Kerk van St. Paul hier ter stede mede te deelen. Op de plaats, waar dezelve gebouwd is, beweert men algemeen, dat in oude tijden een Tempel ter eere van diana stond. In het jaar 610 werd hier het eerst eene Christenkerk gesticht, aan st. paul toegewijd en ook aldus genaamd; doch dezelve werd, met het grootste gedeelte der stad, door eenen hevigen brand verwoest, in den jare 1087. In 1222 begon men op dezelfde plaats eene nieuwe kerk, insgelijks aan st. paul toegewijd, op te rigten. Dit gebouw overtrof niet alleen de vorige kerk in fraaiheid en uitgebreidheid, maar besloeg zelfs meer gronds, en verhief zijn' toren hooger in de lucht, dan de tegenwoordige. De toren van deze kerk, 520 voeten hoog, in het jaar 1444 door den bliksem getroffen zijnde, werd in 1462 weder herbouwd; en vulde men, bij gebrek aan afleiders, het kruis, op den top van dezen toren opgerigt, met de overblijfselen van sommige Heiligen, om, als 't ware, daardoor den Hemel te bewegen, geen bliksem op zoo gewijd eene plaats neder te laten. Doch, 't zij dat die overblijfselen niet zoo heilig waren als men geloofde, of dat het onweder, even gelijk sommige driften, te onstuimig en te snel werkt, om naar rede te luisteren, in het jaar 1561 sloeg weder de bliksem in den toren, en de vlam daaruit, met zoo hevig eene woede, dat, binnen den tijd van vier uren, dezelve toren, met het geheele dak der kerk, door den brand verwoest werd. De bedrukte en verslagene burgerij, zoo deerlijk een schouwspel gezien hebbende, was naderhand noode te bewegen tot het herstel van eene kerk, die door hemel en aarde ten vure gedoemd scheen. Men begon echter, in het jaar 1632, met eene aanzienlijke somme gelds, tot dat einde bijeengebragt, weder het puin uit den weg te ruimen, stellaadjen tegen de muren op te rigten, en de kerk te herstellen; dan, in | |
[pagina 416]
| |
1666, werd het nog niet voltooide gebouw, met al wat daar aan, in en om was, benevens een groot gedeelte van de stad, andermaal in puin en assche verkeerd door eenen hevigen en bijna voorbeeldeloozen brand, dien men, bij uitzondering, den grooten brand van Londen noemt. Zoo menige noodlottigheden konden echter de Londenaars niet wederhonden, om, in spijt van vooroordeel en bijgeloof, op dezelfde plaats eene nieuwe kerk te stichten en aan denzelfden Heilig toe te wijden, waarvan in 1675 de eerste en in 1710 de laatste steen gelegd werd. Deze kerk, die het onderwerp uitmaakt van onze tegenwoordige beschouwing, is vervaardigd door den grooten Bouwmeester christopher wren, een Engelschman, die, schoon het werk 35 jaren aanhield, lang genoeg leefde, om dit wonderschoone gebouw, waarvan hij eerst met gedachten in zijne verbeelding, daarna met de pen op het papier, en vervolgens van hout in 't klein een plan vervaardigd had, ook in zijn geheel van steen opgerigt en voltooid te zien. En bestreed men de uitgave van zoo kostbaar een stuk werks, 't welk over de 1½ millioen ponden sterlings beliep, met eene belasting op de steenkolen; alsof men de schade, door brand te weeg gebragt, aan het vuur zelve wreken wilde, of om daardoor de ingezetenen, met klem, krachtiger dan welsprekendheid, het onheil, door brand veroorzaakt, als 't ware bij iedere mate steenkolen, voor te houden en in 't geheugen te prenten. De nieuwe kerk dan alzoo, gelijk een Feniks, uit hare assche verrezen zijnde, vertoont nog in eene frontespice boven de zuider portico het afbeeldsel van eenen dusdanigen vogel, zich met uitgespreide vleugels aan de vlammen ontworstelende, en daaronder het woord ‘Resurgam.’ Na deze korte geschiedkundige aanmerkingen, wil ik thans trachten eene beschrijving van dit gebouw te geven. De St. Pauls, staande in dat gedeelte van de stad, waar de grond het hoogst is, is gebouwd in de gedaante van een lang kruis, met uitzondering van eene verbreeding aan de westzijde en eene ronding aan den oostkant. Op de plaats, waar de lijnen van het kruis elkander raken, verheft zich een groote, fraaije en eerbiedwekkende Dom. Ter hoogte van 20 voeten boven het dak der kerk is eene rondgaande rij van 32 kolommen, onderschragende met hare kapiteelen eene ruime galerij, versierd met eene balustrade, waarboven zich | |
[pagina 417]
| |
eene rij van pilasters vertoont. Vervolgens begint de ronding van den Dom, op wiens tinne eene tweede galerij of balkon is, en in het midden daarvan rijst de lantaarn, versierd met Korinthische kolommen. Op den top van deze lantaarn is een bal geplaatst, en op den bal een kruis, beide verguld. Dit gedeelte van de St. Pauls is veel grooter, dan men, hetzelve van den grond beschouwende, zoude vermoeden. De bal levert ruimte op voor 12 personen om er in te zitten, zijnde zes voet in diameter. Het gewigt van den bal is 5,600, en van het kruis 3,360 ponden. De muren der kerk zijn van fraaijen Portland-steen, met rustic-werk, (dat is, zoo ik meen, met versierselen in zerk uitgehouwen of gebikt) en omgeven van twee rijen gekoppelde pilasters, waarvan de onderste versierd is met kapiteelen van de Korinthische, en de bovenste van de Romeinsche of zamengestelde orde; hetwelk, gevoegd bij de pilaren aan de portico's, de vensters, bogen en nissen, (vele waarvan nog weder met kleinere kolommen versierd zijn) het gebouw aan alle kanten eene zeer fraaije en kostbare vertooning geeft; welk alles een nog rijker voorkomen heeft door eene groote verscheidenheid van kunstig uitgehouwene festoenen, palmtakken, Cherubims enz. De kerk heeft drie ingangen. De portico aan de noordzijde gaat op met 12 trappen van zwart marmer, halvemaanswijze gelegd, onder een' halven Dom, ondersteund door zes zware kolommen, vier voet in diameter, met gekorvene schachten en Korinthische kapiteelen. De zuider portico is genoegzaam gelijk aan de noorder; maar dezelve gaat op met 25 trappen, de grond daar zoo veel lager zijnde. Boven ieder van deze portico's ziet men de afbeeldingen van vijf Apostelen. De wester portico, die den grooten ingang uitmaakt, is bij uitnemendheid fraai en inderdaad grootsch. Op eene verhevene basis rusten twaalf zware Korinthische kolommen, die eene tweede verdieping onderschragen, vanwaar zich acht ligtere Romeinsche kolommen verheffen, op welker kapiteelen eene groote en prachtige frontespice rust, waarin de bekeering van paulus in basrelief kunstig is uitgehouwen; al hetwelk bekroond wordt door drie staande beelden, ieder 11 voet groot, waarvan het middelste paulus voorstelt, met petrus aan zijne regter- en jacobus aan zijne linkerhand. De pilaren, overeenstemmende in bouworde met de pilasters, | |
[pagina 418]
| |
die de kerk omringen, ondersteunen en versieren tevens, en toonen zich tot meerder voordeel, aangezien dezelve eenige voeten vooruitkomen, waarachter de deuren, glazen en nissen der kerk zich schijnen te verschuilen, hetwelk de kolommen een luchtig en hoogst bevallig aanzien geeft. Men nadert dezen ingang langs 25 trappen van zwart marmer, die zich in breedte langs de geheele portico 100 voeten uitstrekken. Aan wederzijden verheffen zich twee luchtige torens, die de vleugels uitmaken, en in wier voorgevel, ter hoogte van de frontespice, de vier Evangelisten zittende zijn afgebeeld. 't Is aan alles duidelijk te zien, dat de Bouwmeester wren, die zoo wel goede smaak als kunst te baat had, alle zijne krachten heeft in 't werk gesteld, om dezen ingang te versieren. En inderdaad, daar is eene deftigheid van aanzien en fierheid van bouwkunst, vergezeld van eene gemakkelijke verdeeling en hoogstbevallige evenredigheid, in dit gedeelte van de St. Pauls, 't welk zich beter gevoelen dan beschrijven laat; en wanneer men hier bijvoegt den grooten Dom, dan levert de kerk hier een geheel op, zoo sierlijk en grootsch, dat er niets te wenschen overblijft. Rondom het gebouw is, op eenen kleinen afstand, een massief en fraai ijzeren hek of balustrade, 't welk alleen over de 11,000 ponden sterlings gekost heeft. Voor de wester portico is Koningin anna op een pedestal afgebeeld in wit marmer, met nog vier andere vrouwelijke beelden rondom het pedestal, Britannia, Frankrijk, Ierland en Amerika voorstellende, welke landen geheel of gedeeltelijk aan hare wetten onderworpen waren. Doch deze groep is in zoo deerniswaardig een staat, daar alle de beelden hunne neuzen en sommigen ook handen en voeten verloren hebben, dat men, dunkt mij, dezelve wegnemen, of anders beter onderhouden moest. Men heeft beweerd, dat de westzijde van de St. Pauls te veel van een paleis, te weinig van eene kerk heeft. Men heeft voorts gezegd, dat de wester portico eene nog grootscher vertooning zoude hebben, indien de frontespice door slechts ééne rij van zoo veel grooter en zwaarder kolommen ondersteund werd; maar dat wren genoodzaakt was, om van twee rijen pilaren en pilasters gebruik te maken, omdat Portland geene brokken steen groot genoeg oplevert, om er zulke zware kolommen van zaam te stellen. Men heeft, ein- | |
[pagina 419]
| |
delijk, opgemerkt, dat de Dom te spits toeloopt, en daardoor te veel van een' toren heeft. Het kan zijn; ik laat ieder zijn gevoelen, en den meer ervarenen hunne grootere kunde: ik voor mij kan echter met geen van deze gevoelens overeenstemmen. Zoo ik eene aanmerking maken moest, dan zoude het wezen op de twee torens aan de westzijde, die mij minder bevallen, 't zij dan dat dezelve te veel van Dommen, te weinig van torens hebben, 't zij dat ze te veel versierd zijn, 't zij dat het aan mijn' smaak mangelt. Voorts moet ik hier nog twee in het oog vallende opmerkingen bijvoegen. Vooreerst, dat de kerk zoo zeer door de huizen is ingesloten, dat daardoor het grootste gedeelte van de fraaije en trotsche vertooning verloren gaat. (De prenten, van deze kerk voorhanden, zijn willekeurig op zekeren afstand genemen en vervaardigd, en geene van deze vertooningen van de St. Pauls is in waarheid aanwezig.) Ten andere, dat de St. Pauls door den smook der steenkolen op de meeste plaatsen zoo zwart geworden is, dat daardoor een ander gedeelte der schoonheid, dit gebouw oorspronkelijk eigen, verloren is geraakt. 't Is alsof zich de steenkolen weder wilden wreken van de belasting, haar opgelegd, om er de St. Pauls van te bouwen! Inzonderheid is deze miskleuring te bejammeren aan de wester portico, waar het effect van 't vooruitkomen der pilaren voor een groot gedeelte te loor gegaan is. Op sommige plaatsen is de St. Pauls wit, op andere graauw, op de meeste geheel zwart, 't welk door den wind veroorzaakt is, of, gelijk anderen meenen, door den zonneschijn. De arme Koningin anna is ook danig door den rook bewalmd, en heeft hare oorspronkelijke schoone witte kleur geheel verloren. Evenwel, noch de smook, noch de nabijheid der huizen kan den Bouwmeester te laste gelegd worden; en, eigenlijk gesproken, blijft de schoonheid des gebouws daarom dezelfde. En staat het vast, dat, schoon de St. Pieterskerk te Rome de St. Pauls te Londen, beide in fraaiheid en uitgebreidheid, overtreffe, de laatstgenoemde echter, met deze enkele uitzondering, algemeen voor de fraaiste kerk van gansch Europa gehouden wordt, onder de Protestantsche kerken buiten twijfel nergens hare wedergade heeft, en voorzeker een' naam verdient onder de edelste gebouwen, die ooit of ergens ter wereld door menschenhanden hunnen Schepper ter eere zijn opgerigt geworden. | |
[pagina 420]
| |
Eene beschouwing van de binnenzijde der St. Pauls zal het onderwerp van mijnen volgenden uitmaken. |
|