Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1819
(1819)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe maatschappij tot redding van drenkelingen te Amsterdam.Bij het ontluiken van Hollands welvaart, te weeg gebragt door de onvermoeide vlijt en steeds geprezene spaarzaamheid onzer edele voorvaderen, bij het meer en meer toenemen van deszelfs bloei en overvloed, was de hoofdtrek van het Hollandsche karakter weldadigheid; eene deugd, die, wél uitgeoefend, den sterveling aan den Onsterfelijken doet gelijken. Deze Goddelijke, deze nooit volprezene deugd bleef steeds, onder oorlog en rampen zoo wel, als in vrede en voorspoed, voor ons Hollanders het grootste en edelste erfdeel onzer vaderen. | |
[pagina 403]
| |
Slaan wij de jaarboeken van 's lands geschiedenissen op, dan vinden wij, tot op den huidigen dag, de schoonste blijken daarvan in vele inrigtingen van weldadigheid, welke in bijna alle steden van ons vaderland plaats vinden. En hoe vele voorbeelden weet niet elk van in het verborgene uitgereikte gaven, die het kenmerk van het echte Hollandsche karakter met zich dragen! In een land, daar welvaart en overvloed ten troon zitten, bloeijen ook kunsten en wetenschappen, die den mensch veredelen; en aan deze hebben wij voornamelijk te danken de grondlegging van zoo vele Maatschappijen, welke, opgerigt door mannen, die, bij de edelste zucht om nut te stichten, ook de bekwaamheid en de vermogens bezaten, hunne weldoordachte plannen ter verbetering hunner natuurgenooten, ter bestrijding van menig vooroordeel, en ten spoorslag strekkende, om alle voorvaderlijke deugden meer en meer aan te kweeken, met den besten uitslag in werking te brengen, het gezegendste en heilrijkste nut hebben te weeg gebragt. Geene plaats is er in ons vaderland, of wij vinden er deze met de beste gevolgen aangekweekt. Geene stad, intusschen, mijne Lezers, kan op zoo vele bogen als de onze. Geene stad, die zoo menigmaal, als de onze, de kiem van zoodanige Maatschappijen in haar midden zag ontluiken, welke alsdan hare weldadige takken weldra in andere steden van ons vaderland verspreidden, ja soms meerdere rijken en gemeenebesten van Europa beschaduwden. Is dit ooit bewaarheid geworden, dan zagen wij hetzelve ten volle gestaafd, zonder hier van andere Maatschappijen te gewagen, in de stichting van de Maatschappij tot redding van Drenkelingen; eene stichting, wier doel, met engelengrootheid omstraald, de menschheid vereert. Eer het alom verkwikkende licht dezer Maatschappij door de diepe duisternis van ingewortelde vooroordeelen konde doorbreken, ja eer deze lichtstraal van Gods oneindige liefde het edele driemanschap, de grondleggers dezer Maatschappij, bescheen, hadden eenige geleerden van ons vaderland, (waaronder jan engelman, Geneesheer en Opzigter van het gemeene lands Huis op Zwanenburg bij halfweg Haarlem, uitmuntte) in weldoordachte verhandelingen en dissertatiën, de ingewortelde vooroordeelen omtrent het behandelen van drenkelingen zoeken uit te roeijen; terwijl zij, door hunne | |
[pagina 404]
| |
bekwaamheid in genees- en natuurkundige wetenschappen, wenken gaven, waardoor men, met toepassing van de daarbij in het oog te houden regelen ter behandeling, zoodanige drenkelingen, die, slechts schijndood, te voren maar al te dikwijls aan zichzelven werden overgelaten, in het leven zoude kunnen terugbrengen. Door deze onze landgenooten, met nog eenige buitenlandsche geleerden, vermeerderde nu wel onze kennis omtrent dit onderwerp; dan, (hoe veel lofs ook hun voor deze edele pogingen toekomt) wie weet hoe lang het redden van schijndoode drenkelingen zoude zijn achtergebleven, zoo niet ('s mans aandenken blijve steeds in zegening!) de verlichte calkoen, toenmalige Baljuw van Amstelland, naderhand Hoofdofficier dezer stad, zich krachtdadig en stoutmoedig tegen het oude vooroordeel, om drenkelingen ter halver lijf uit het water op te halen en alzoo aan de kanten der grachten of wallen vast te maken, had aangekant door eene openlijke afkondiging, waarin gelast werd, de drenkelingen, bij het uit het water halen, dadelijk in het naastbijgelegene huis te brengen, en aldaar, volgens geneeskundige voorschriften, de vereischte hulpmiddelen toe te dienen. Dit, en meer andere trapswijze voorbereidingen, hiermede gepaard, trok weldra de aandacht van eenige voorname en verlichte Amsterdammers tot zich. Uit verschillende standen vereenigd, zag door hen de Maatschappij zich geboren. Wie onzer denkt hier niet met echt nationaal gevoel aan - ja, wie onzer zegent niet de nagedachtenis van eenen jakob de clercq, die het denkbeeld tot de stichting dezer Maatschappij opgaf; van gijsbert antwerpen verbrugge van freyhoff, en van cornelis van engelen, die dadelijk met hetzelve geheel instemdenGa naar voetnoot(*). Van deze drie edele menschenvrienden waren de twee eerstgenoemden Amsterdamsche kooplieden, de derde een zeer geacht Doopsgezind leeraar, en allen even zeer mannen, die, bij hun | |
[pagina 405]
| |
schrander oordeel en helder doorzigt, ook het hart en het vermogen bezaten, om aan het licht tot redding van drenkelingen, hier en daar flaauw ontstoken, meer schitterenden glans te geven. Om hunne stichting uit te breiden en bestendig te doen worden, vereenigde zij zich dadelijk met nog zeven andere, niet minder voortreffelijke, vaderlandsche mannen van den echten stempelGa naar voetnoot(*); en aan hen allen gezamenlijk is deze Maatschappij, welke haren geboortedag van den 6den Augustus 1767 rekent, haar aanwezen verschuldigd. Dit, boven allen lof verheven, tiental maakte onverwijld, door het doen drukken en verspreiden van eenige duizende bekendmakingen, houdende voorschriften ter redding van drenkelingen, het doel en de werkzaamheden der Maatschappij, welke zij tot heil van het menschdom gesticht hadden, algemeen bekend. Deze bekendmakingen werden, van dat oogenblik af, tot op den huidigen dag, met bewilliging der achtbare Overheid, welke aan de Maatschappij hare dadelijke bescherming verleende, overal aangeplakt, en medegedeeld aan de Godshuizen, aan alle de Heelmeesters, in de koffijhuizen en herbergen, de geringste niet uitgezonderd. Zij bevatten, behalve eene aanwijzing van het doel en de werkzaamheden der Maatschappij, ook eene opgave van de redmiddelen, welke men bij eenen schijndooden drenkeling moet aanwenden, algemeene waarschuwingen om geene verkeerde te bezigen, en van de voorzorgen, welke daarbij dienen in acht genomen te worden. Zij handelen verder van de vergoeding van onkosten aan Genees- en Heelmeesters, en aan de bewoners van die huizen, waarin de drenkelingen zijn opgenomen; en eindelijk van het uitloven van eene gouden medalje, ter waarde van zes dukaten, aan hem, die het levensbeginsel bij eenen schijndooden drenkeling opgewekt, en alzoo eenen natuurgenoot in het leven teruggeroepen heeftGa naar voetnoot(†). | |
[pagina 406]
| |
Deze medalje, tot loon en aandenken van ware verdiensten gegeven, verbeeldt aan de eene zijde eenen drenkeling, aan den rand van eene gracht uitgestrekt liggende. De Dood rijst uit het water, en tracht, door het treffen met zijne zeissen, hem den levensdraad af te snijden; maar de Menschlievendheid, ter redding toegeschoten, weêrhoudt met de linkerhand het moorddadig werktuig, terwijl zij met hare regter het hart van den ongelukkigen bedekt, zich gereed makende, om alle middelen in het werk te stellen, om hem het leven weder te geven. Naast haar ziet men de werktuigen, waarvan men zich met de meeste vrucht in deze gevallen bedient, en op den achtergrond een huis, hetwelk openstaat om den drenkeling te ontvangen. Het omschrift, zijnde een Latijnsch vers, dus luidende: Redditur hic, enectus aquis, patriaeque suisque, beteekent: Deze, in het water gesmoord, wordt aan het vaderland en de zijnen wedergegeven. Op de keerzijde ziet men een' krans van eikenloof, zoo als de Romeinen aan elk, die eenen burger voor den staat had behouden, vereerden. Binnen dezen krans wordt de naam van hem gegraveerd, wien de penning is toegewezen, met vermelding van het jaar, waarin hij denzelven verdiend heeft. Rondom dezen krans leest men het volgend randschrift: Ob servatum civem. Ex dono societatis amstelod. ciɔiɔcclxvii. Hetgeen beteekent: Voor het redden van eenen Burger. Ten geschenke van de Maatschappij, te Amsterdam opgerigt in den jare 1767. Zoo heerlijk baande dit menschlievend tienmanschap eenen door niemand vóór hen betreden weg! - Maar het was hun niet genoeg, enkel voor hunne stadgenooten te zorgen - neen! zij wilden hunne pogingen tot al de inwoners van het vaderland uitstrekken; en deze drijfveer van algemeene menschenliefde vond alom den meesten bijval. De Heer Prins Erfstadhouder willem de V, de Provinciale Besturen in Gelderland, Vriesland, Utrecht en Groningen, ja zeer vele plaatselijke Regeringen, lieten niets onbeproefd, om, vol ijver, krachtdadiglijk in den geest dezer Maatschappij mede te werken, en het nuttig doel harer instelling bij hunne onderhoorigen te vestigen en te bevorderen. Op deze wijze werd het grootsche plan der Maatschappij voor altoos gegrondvest; men zag het vooroordeel omtrent drenkelingen den bodem ingeslagen, het publiek tot nadenken | |
[pagina 407]
| |
gebragt, en overtuigd van de mogelijkheid, dat schijndooden, door gepaste en doelmatige middelen, konden gered worden. Tot instandhouding der Maatschappij, hoezeer ook het tiental stichters, in de eerste uitgaven voor derzelver bestaan, edelmoediglijk uit eigen vermogen had voorzien, (ofschoon hierin, kort daarna, door de toenmalige Lands- en Stadsregeringen, op eene allezins eervolle wijze ondersteund) werd, daar de uitgaven, in derzelver vergrooten werkkring, van tijd tot tijd vermeerderden, eene Tontine opgerigt, van welke men het genoegen had, al de aandeelen binnen weinige dagen voltallig te zien. Amstels burgerij, echter, liet het hierbij niet berusten; jaarlijksche bijdragen werkten mede tot het voortdurend bestaan dezer Maatschappij. Een aanzienlijk geschenk van den Heer Prins Erfstadhouder willem den V, geschenken van den Markgraaf van Baden, van vele voorname kooplieden, vereerenswaardige Magistraatspersonen en vaderlandsche mannen en vrouwen werden aan haar uitgereikt, en zij dikwerf door erfmakingen bevoordeeld. Deze uwe weldaden, o edele menschenvrienden! zijn, even als de stichting der Maatschappij zelve, der vergetelheid ontrukt; zij staan voor eeuwig met gulden letteren in het boek der Almagt opgeteekend. Slaan wij nu onze oogen op het nut, door deze Maatschappij te weeg gebragt, dan staan wij van diepe bewondering opgetogen, en zegenen eene instelling, die, in eene reeks van omtrent twee-en-vijftig jaren, bijna tweeduizend medaljes uitdeelde, en dus zoo vele schijndooden bij het leven terugriep. Welk een heil, welk een onberekenbaar heil heeft dit te weeg gebragt! Daardoor toch werden echtgenooten aan echtgenooten, ouders aan kinderen, kinderen aan ouders, en wie weet hoe vele duizende burgers aan het vaderland wedergegeven. Zeer belangrijk is het voorts op te merken, dat deze Maatschappij niet alleen hier te lande werd opgerigt, en de goedkeuring onzer natie met zich droeg, maar al spoedig zich door geheel Europa verspreidde, en daardoor bewees, dat de geheele beschaafde wereld het in haar schijnend licht erkende en als zoodanig vereerde. Het waren niet slechts bijzondere personen, die hier hunne toestemming gaven - neen! geheele steden en volken. Dat schitterende Venetië, hetwelk in vroeger dagen gehuwd | |
[pagina 408]
| |
was aan de heerschappij der Adriatische zeeGa naar voetnoot(*); Milaan, de trots der ijzeren kroonGa naar voetnoot(†); Padua, die oude zetel der geleerdheidGa naar voetnoot(§); het aanzienlijk en volkrijk Napels; het schoone Florence, waar de onsterfelijke kunst van michaël angelo praaltGa naar voetnoot(**); het beroemde Livorno en kooprijke Hamburg - alle gevoelden het gewigt van deze menschlievende instelling. Dan, ook de waardigheid van het purper werd niet afgeschrikt door de eenvoudige nederigheid dezer Maatschappij. Verlichte hoofden, door luisterrijke diademen versierd, zagen spoedig het belangrijke dezer instelling in. De zeer menschlievende en te regt algemeen aangebedene maria theresia, pronkjuweel der sekse en sieraad des troons, zwaaide met te veel doorzigt den schepter over Oostenrijk, Hongarije, Lombardije en Bohemen, om niet met kracht de verdiensten dezer Maatschappij te doen erkennen. Had visconti in Italië, en de haan te Weenen, de uitbreiding der Maatschappij bevorderd, hetzelfde deed pia te Parijs; en, terwijl dadelijk het Koninklijk gezag verscheidene bevelen wegens deze zoo gewigtige zaak algemeen maakte, waren de pennen van deze achtbare mannen toegewijd aan de belangen der MaatschappijGa naar voetnoot(††). Ook koster's kunst werkte mede, om het verheven doel, dat de Maatschappij zich voorstelde, te bereiken; en hieraan hebben wij te danken de Geschiedenis en de Gedenkschriften der Maatschappij, welke dan ook in het vervolg | |
[pagina 409]
| |
wederom aanleiding gegeven hebben, dat andere, zeer aanzienlijke steden het voorbeeld der eerstgenoemden met graagte navolgden. Een van het edele tiental, de beroemde schlosser, maakte dezelve bekend aan de Akademie te Petersburg; en weldra gelastte de verlichte catharina de II, om dezelve in de Russische taal te vertolken, ten einde ook het duistere en koude Noorden door deze heldere en koesterende zon van menschenliefde te verlichten en te verwarmen. Claude noortwijck, een tweede van het menschlievende tienmanschap, die dadelijk handen aan het werk had gelegd, zonder een oogenblik te aarzelen, waar hij het vooruitzigt had, om op zulk eene buitengemeene wijze en God en menschheid te dienen, deelde dezelve vol vertrouwen mede aan de Koninklijke Maatschappij te Londen; en weldra werd ook dáár de Amsterdamsche Maatschappij de grondslag voor eene dergelijke inrigting. En hadden nu Venetië, Milaan, Padua, Napels, Florence, Livorno, Hamburg en Londen de eer gehad het menschdom voor te gaan, in navolging onzer menschlievende oprigters, weldra volgden andere, niet minder aanzienlijke steden. Berlijn, zoo beroemd door hare Hoogeschool, en door den voorrang, welken zij heeft in het rijk der letteren, Dresden, die zetel van smaak, en het door vele treffelijke deugden en hoedanigheden uitmuntende Bern, hielpen niet minder dit klein beginsel vergrooten; en het werd derhalve, wat den snellen aangroei en het ontzagwekkende aanging, het beeld, en wat betreft het behoudende, het tegenbeeld dier vreesselijke en verwoestende Lawinen, waarmede de eeuwigdurende sneeuw der naburige Alpen de rustige bewoners van derzelver schoone valleijen maar al te vaak bedreigt. Die Nederlanden, die weleer, in den bloedigen strijd voor het goede en schoone, aan den ijzeren schepter van het Obscurantisme onderworpen bleven, ook deze gaven gehoor aan de inspraken van het rijk des lichts, en huldigden de Maatschappij, die, zonder onderscheid van in schijn godsdienstige, maar werkelijk staatkundige partijschappen, menschen aan menschen verbindt, of ten minste tot de eerste natuurpligten terugroept. Denemarken, hetwelk in de vroegere wereldgeschiedenis | |
[pagina 410]
| |
zulk eene schitterende rol speelde, en zelfs het trotsche Albion dwong te bukken, bukte hier zelve nederig voor het voorbeeld onzer eenvoudige Nederlanders; en de tranen van bewondering en goedkeuring, welke wij ook hier storten, worden zoo vele verfrisschende dauwdruppelen op deszelfs verflenste laurieren. Het is dan ook niet zonder reden, dat, op vele plaatsen, de edelste menschenvrienden zich hebben verbonden, om haar in hare menschlievende bedoelingen behulpzaam en bevorderlijk te zijn. Geleerden in alle takken, mannen van aanzien in allerlei administratiën, doen zich voor, als deelgenooten van hare correspondentieGa naar voetnoot(*). De bestuurders van dezelve waren steeds uit de aanzienlijkste klassen, door geboorte en opvoeding tot de hoogste beschaving van verstand en hart geadeld; en geen wonder! want niet vruchteloos werkte deze Maatschappij. De voorbeelden van reddingen zijn soms ongeloofelijk; en, terwijl wij het beleid van Directeuren ook in dezen bewonderen, danken wij eene weldoende Voorzienigheid, welke het ons, langs den weg van koster's kunst, mogelijk maakte, voor ware voorbeelden van deugd en algemeene menschenliefde, eerzuilen op te rigten in het menschelijk geheugen, meer dan metaal bestand tegen de verwoesting der eeuwenGa naar voetnoot(†) Op deze wijze werd dan ook hare voortduring bevestigd; eene voortduring, waarover de geheele menschheid moet juichen. De Maatschappij, met nederige zelfvoldoening terugziende op al het goede, hetwelk haar, onder den Goddelijken zegen, vergund was uit te werken, besloot, eenen dag plegtig toe te wijden aan de herdenking van dat heil, en wel dien van het vijftigjarig bestaan dezer edele Maatschappij door eene vriendschappelijke en leerrijke bijeenkomst te vieren. Dezelve had plaats in het gebouw der Waalsche gemeente, en werd, door de tegenwoordigheid van een zeer aanzienlijk gezelschap, gevierd met al dien luister, aan welken de Maatschappij schijnt vermaagschapt. Bij deze gelegenheid werd aan de vergadering, door den Ridder en Advocaat Mr. p.a. brugmans, voorgelezen een uitmuntend verslag, hetwelk, de voornaamste geschiedkundige | |
[pagina 411]
| |
daadzaken der Maatschappij zeer pragmatisch en met de grootste beknoptheid daarstellende, door welsprekendheid de harten der hoorders zekerlijk moest innemen en roeren. De aanteekeningen, bij dit verslag gevoegd, geven aan elkeen', op eene even beknopte wijze, een juist denkbeeld van de inrigting en werkzaamheden der Maatschappij. Had dezelve, kort na de stormende dagen der heugelijke omwenteling, de eer mogen hebben, om zijne Majesteit het gouden eermetaal aan te bieden, zoo was deze eer voor dezelve nog treffender, door de bijzondere goedkeuring en bescherming, welke Hoogstdezelve haar bij die gelegenheid, en daardoor tevens op nieuw de blijken der bijzondere liefde voor het algemeene welzijn, gaf. Dan, niet alleen de tegenwoordigheid des Konings versierde dit luisterrijke feest; ook provinciale en stedelijke Authoriteiten vereerden hetzelve met haar bijzijn, en die achtbare Vaderen des volks, welke aan deze Maatschappij gedurige bescherming hebben verleend. Ook waren tegenwoordig Correspondenten uit de verschillende plaatsen, benevens Donateurs en DonatricesGa naar voetnoot(*); die edele menschenvrienden, welke, door hunne deugden en bekwaamheden, het sieraad der groote Maatschappij uitmaken, en deze Maatschappij, als een jeugdig telgje, met zorgvuldigheid hebben opgekweekt tot een' vastgewortelden boom, in staat om alle stormen te tarten. Ziet daar u, mijne Lezers! de boven allen lof verhevene verdiensten van deze zoo belangrijke Maatschappij medegedeeld. Haar te kennen, is haar vereeren. Zoo was het met haar van het eerste oogenblik harer wording, en zoo zal het zijn tot in de latere toekomst. Want, gelijk venus amphitrite, toen zij hare schoone leden aan de baren ontworstelde, en derzelver blankheid zoo zeer wedijverde met het schuim der golven, dat het bijgeloof haar uit dezelve deed geboren worden, allen zoo zeer bekoorde, en niemand haar hare heilige regten op de alleenheersching in het rijk der schoonheid durfde betwisten, zoo ook was het eerste denkbeeld dezer Maatschappij eene wonderlijke geboorte uit de groote zee der Idealen, waarvan het schoone ieders hart innam. En, gelijk de jeugdige pallas, toen zij uit het hoofd | |
[pagina 412]
| |
van den wolkendrijvenden zeus te voorschijn sprong als eene dochter, waardig aan dien vader, op wiens bevelen het bliksemvuur langs de velden heenstroomt, terwijl de grondvesten der aarde dreunen, gewapend was met de verschrikkelijke AEgide, zoo ook had het eerste denkbeeld dezer Maatschappij de kracht om te treffen; en dit was dan ook de reden, dat dadelijk de majesteit van het schoone en goede als 't ware een' straalkrans wierp om hare leden, en zij nu, even koen in hare ontwerpen, als van haren Godengang zeker, in nieuwere tijden een' aanvang maakte met datgene, waarmede voorheen andere eindigden, en wat de verlichte oudheid als het hoogste bewonderde, namelijk menschen in het leven terug te roepen en aan het schimmenrijk als 't ware te ontwringen. Zij deed door eigen inzigt en natuurlijke krachten zelve, wat ten behoeve van andere door hoogere magten gedaan werd. En wat is er nu in de toekomst niet te verwachten van zulk een begin? Schemert voor ons gezigt flaauwelijk eene hoogere orde der dingen; is het morgenrood van eene betere toekomst niet aan alle oogen even onzigtbaar; beschildert onze phantasie derzelver ledige bladen met allerlei liefelijke beelden, - op dan gij, edelen van alle klassen en standen! Schaart u om dezen luisterrijken standaard in het rijk des lichts! Klemt u met veerkracht vast aan de Idealen, welke toegenegenheid, onbaatzuchtige vlijt, menschlievendheid, medelijden, nationale deugd en christelijke liefde ontwierpen, en van ijver tot welke de geest der edele stichters dezer Maatschappij was ontvonkt! Volgt meer en meer het voetspoor dier uitmuntende menschen in ons vaderland, die niet geaarzeld hebben het nuttig en weldadig doel dezer Maatschappij te erkennen, en ook alles in het werk stelden, om haar te bevorderen en te ondersteunen! - Kon deze Maatschappij de aandacht opwekken van steden en volken en van de allerverlichtste Souvereinen, waarom zoude zij de uwe niet boeijen? Hielden deze zich onledig met middelen om hare bedoelingen te bereiken en voort te planten, waarom zoudt gij daartoe dezelfde aandrift niet bezitten? Laat geen vooroordeel of laffe menschenvrees, die alle spierkracht verlamt, u afschrikken, om het heilig Ideaal van menschenliefde, hetwelk haar als een geleidende Genius voorzweeft, te volgen! Gaat anderen daarin voor! Laat geen naijver daaromtrent | |
[pagina 413]
| |
plaats vinden, dat men u tot navolging oproept, terwijl anderen u het voorbeeld gaven! Want wat wonder, dat de bergen reeds in zonneglans daarstaan, terwijl in het dal nog nevelen hangen? Die zelfde stralen toch, die hunne toppen verlichten, zullen ook eenmaal in de vlakte doordringen. - Gij dan, die uwe bestemming erkent, treedt met ons voort op derzelver verhevene baan. Treedt met ons dat oorspronkelijke licht nader, waarvan wij kinderen zijn! Treedt met ons, in deszelfs alvermogende kracht, op slangen en schorpioenen, en geen geweld des vijands zal u beschadigen: want ‘met het Genie heeft zich de Natuur voor eeuwig verbonden; en wat ons het eerste belooft, schenkt ons de laatste gewis.’ |
|