De 2, 3 en 4de Brug loopen dus regt aan op de beide Legerplaatsen, zoo straks onder A en B aangehaald.
Ter loops zal ik hier aanmerken, dewijl daarvan waarschijnlijk binnen kort eene plaat en beschrijving zal in 't licht komen, dat, vóór weinige weken, de Heer boelken, Schultes van Odoorn, in een Tumulus, gedeeltelijk door den wind verstoven, bij eenige overblijfselen van eene, waarschijnlijk door de schapen aan stukken geloopene, urne, gevonden heeft een mes, geheel van koper, voorzien met een knopje op de punt, zoo dat hetzelve niet tot steken geschikt is, en waarvan het hecht, bijzonder fraai en net, met blokjes, streepjes enz., doch ongelukkig met geene letters of getallen, bewerkt is, 't geen mogelijk, in vroegere eeuwen, bij de wigchelarijen of offeranden gebruikt is geweest.
IIo. Ten aanzien van de Brug, vóór ongeveer 53 jaren, in de Veenen van Drachten gevonden, ben ik in staat gesteld, door de vriendelijke en verpligtende hulp, mij in dezen door den Heer heppener, Predikant aldaar, betoond, het volgende mede te deelen.
Onder deze Vriesche Veenen wordt, even als bij Valte, zeer veel hout, als eiken-, berken-, elzen- en greinen-hout, gevonden; zelfs had men, vóór weinige jaren nog, zulke zware eiken stamboomen gevonden, dat men daarvan op den zaagmolen te Drachten planken had laten zagen. Van eene ontdekte Brug, echter, had niemand, zelfs niet de oudste en aldaar geborene en getogene Inwoners, iets gehoord; alleenlijk had een oud man van 84 jaren aan den Heer heppener verhaald, dat hij eertijds een Veenkamp aan de Uriterper Vaart had afgegraven, waaronder hij en zijne medeärbeiders eene menigte houts vonden, van dikte als gewone kneppels, allen met de bijl bekapt, en op kleine afstanden, die gemakkelijk besprongen konden worden, in bossen bij elkander geschikt, zonder nogtans aldaar een' enkelen boomstam te hebben gevonden: van eene Brug vonden zij niets. ‘Doch het schijnt toch,’ zegt zijn Eerw., ‘dat men zich welligt op die wijze