Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1819
(1819)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 395]
| |
mogen en kunst, bijkans alles vereenigt, wat in elke andere orde en klasse schoon en aangenaam, belangrijk en bekorende, merkwaardig en zonderling is. Aan deze hare kostbare kunstvoorwerpen in het klein heeft zij haren teedersten adem en de hoogste voltooijing van haar penseel geschonken. Eene menigte derzelve wapende zij met een blinkend harnas, dat even zoo straalt als gepolijst metaal, gelijk de Glimwormen, Eumolpus F., Lamprima Latr., Rynchites Herbst.) Andere blinken met de schitterende stralen van geslepene edelgesteenten, zoo als de Rynchaenus F. van Brazilië. Sommige zijn door de Natuur als met vloeijende druppels of platen van goud en zilver bedekt, zoo als de Hesperia Cupido F., Papilio Passistorae, Latonia L. etc., of met schubben of haren, die de kleur van kostbaar metaal aannemen en naar buiten afstralen, gelijk de Pepsis fuscipennis, argentata F. etc. Andere hebben een rood voorkomen, als de edelgesteenten in hunnen natuurlijken staat, gelijk de Trox F.; terwijl nog andere eene platte en glinsterende oppervlakte vertoonen van geslepen kristal, en eenige, als de Dwerg-atlas, eene kleine wereld op den rug dragen, en, door de oneffene en menigvuldige hoogten en diepten hunner wratten, de ongelijke oppervlakten der aarde afbeelden. Nu eens zijn zij borstelig, als ongeslepene rots, steile bergtop en afgronden; dan weder in heuvels en bergen zacht hellende, of in dalen en diepten nedergaande, zoo als vele Kevers, of ook met getakte stekels voorzien, waaruit de verbeelding zich ligtelijk een bosch voorstelt. (Reaumur, V. t. 12.) Hoe vele wedijveren niet met Floras tooverkinderen in menigvuldige schoonheid! Sommige in de zachtste en verschillende kleuren, geenszins vlugtig en voorbijgaande, als die der bloemen, maar vast en duurzaam tot zelfs na den dood; andere gelijken in aderen en weefsel van vleugels naar de planten; terwijl andere wederom in fijn, zacht dons keurig en rijk gedost zijn. Deze nabootsing gaat inderdaad zoo ver, dat het | |
[pagina 396]
| |
schijnt, alsof zij de boomen van hunne bladeren beroofd hebben, om zichzelve tot nieuwe kunstvormen te scheppen, zoo in form als bestaan en aderenweefsel. Eenige vertoonen groene, andere dorre en verwelkte bladeren, zoo als de Locustae en Mantes. Somtijds zelfs is deze nabootsing zoo sterk, dat men het gansche Insekt voor een stuk van een' boomtak zoude aanzien, gelijk de Phasmata. Bij eenige planten schuilt geene geringe schoonheid in de gestreepte en gestipte stengels en bladen: dit zelfde vindt plaats bij de Insekten. Zelfs bootsen eenige rupsen de dorens en stekels na, die aan sommige gewassen tot wapenen dienen. In de visschen bewonderen wij vaak de glinsterende schubben van velerlei kleur, als een hun bijzonder eigen sieraad: doch men brenge eenen kapelvleugel onder het mikroskoop, ter ontdekking van nieuwe schoonheden, en men zal bevinden, dat de Natuur deze voorregten eveneens aan de meeste Insekten geschonken heeft, zoodat gedaante en kleur als in het oneindige afwisselen. (De geer, I. V. t. 3. fig. 1-34.) De rijke fluweelkleuren zijn in de vederen der vogelen niet fraaijer, dan bij de menigte der vlinders. De veelkleurige oogen van den paauwenstaart vindt men nagenoeg even schoon in den gewonen vlinder, dien men Paauwenoog noemt, (Papilio Io.) De veders, meent men, behooren eigendommelijk aan de vogels; doch de Insekten bootsen die na in hunne voelhoornen, zoo als de Culex, Chironomus Meigen en de Tipulidae, of in vleugels, als de Pterophorus, en in de haren van vele bijen, waarmede het ligchaam bedekt is, (Mon. Ap. Ang. tab. 10. d. 1. f. 1. b.) Even zoo bewonderen wij te regt het kleed der viervoetige dieren, hetzij met haar of wol of pels gedekt; doch ook heeft men welligt nog niet opgemerkt, dat eene groote menigte van Insekten met al deze haarsoorten bekleed is, en wel veel fijner en zijdiger van aanleg, blinkender en zachter van kleur, en veel schooner geschakeerd, dan bij eenig ander dier. | |
[pagina 397]
| |
In bonte verscheidenheden overtreffen de Insekten vaak elke andere soort van bezielde wezens. Nu eens bootsen zij, volgens de speling der Natuur, de wolken des hemels, dan het bogtige der stroomen of de spelende golven, dan de aders van het prachtige marmer, dan het overgeworpene kleed van het fijnste net, dan de schildersels der wapenkunde, dan het zwart, blaauw, groen, rood, zilver en goud der velden, dan balken, staven, banden, kruisen, halve manen, sterren, ja zelfs dieren, zoo als de Ptinus Imperialis. Bij anderen ontwaart men liniaal en cirkel, of andere wiskundige figuren, punten, lijnen, hoeken, driehoeken (gelijk de Trichius delta), vierhoeken en kringen; dan weder met geheimzinnige hand, als 't ware, geschrevene beeldsprakige zinteekenen, in karakters en letters van verschillende talen dikwerf zeer naauwkeurig afgedrukt, gelijk de Prionus longimanus, Papilio C. album, Bombyx ψ, Noctua γ, en, wat nog zeldzamer is, afbeeldingen, welke met de verschillende dagteekeningen der christelijke jaartelling overeenstemmen, zoo als in de Papilio Aglaia, Latonia, Silene, enz. aan den onderkant der voorvleugels naast den rand. Zoo was de Natuur niet slechts kwistig in de toerusting en sieraden van dit begunstigd gezin; maar zij heeft ook in andere opzigten deze gunst niet gespaard. Aan sommige Insekten schonk zij vinnen, als aan de visschen, of een' bek, als van vogelen, zoo als de Empis, Asilus enz., tot zelfs horens, in nabootsing van vele viervoetige dieren. De Os (Copris taurus), het Hert (Locanus cervus), de Neushoorn (Oryctes Latr.), ja zelfs de tot hiertoe vergeefs gezochte Eenhoorn (Geotrupes Hercules) leveren hieromtrent vele voorbeelden. Het eene Insekt is, even als de Olifant, met slagtanden, gelijk de Melitta spinigera Kirby, het andere, de Hispa, met stekels, als het Stekelvarken en de Egel, voorzien. In het eene bespeurt men een' Krokodil in het klein, in het andere de ongeëvenredigde achterpooten van den Kan- | |
[pagina 398]
| |
guruh, zoo als in de Cetonia macropus Mus. Francill., en in de Raphidia Ophiopsis den dreigenden Slangekop. Alle de voorbeelden van soortgelijke nabootsingen verder op te halen, zoude eindelooze herhaling zijn. Het zij alleenlijk genoeg op te merken, dat deze wapenen en werktuigen in aanleg en toerusting verre de zoodanige overtreffen, naar welken zij gelijken.
(Het vervolg hierna.) |
|