| |
De trekduiven in Noord-Amerika, (Columba migratoria.)
(Uit wilson's American Ornithology.)
De wilde duiven bewonen eene zeer uitgestrekte landstreek in de Vereenigde Staten. Bijzonder talrijk zijn zij omstreeks de Hudsons-baai, waar zij, gewoonlijk, tot het einde van December blijven, en, wanneer de grond met sneeuw bedekt is, zich voeden met de knoppen van jeneverbeziën. Zij zijn mede over geheel Kanada verspreid, langs de Missouri, 2500 Engelsche mijlen landwaarts in, langs de kronkelingen van dezen vloed. Zelfs in de binnenste deelen van Louisiana, en zuidelijker, tot aan den zeeboezem van Mexico, vindt men dezelven.
Het merkwaardigste en bijzonder eigene van dezen vogel is zijn gemeenschappelijk trekken en broeden, en wel in zulk een ontzaggelijk aantal, dat het alle denkbeeld overtreft, en waarvan geen gevogelte op den aardbodem, tot nu toe den natuuronderzoekeren bekend geworden, een voorbeeld oplevert.
Het schijnt, dat zij hunne verhuizingen meer om zich voedsel te verschaffen, dan om de koude te ontwijken, ondernemen; want wij vinden hen in December aan de Hudsons-baai, en hunne verschijning in andere streken is zoo onzeker, dat zij, dikwijls, in verscheidene jaren niet in groot aantal komen, doch dan weder in tallooze menigte. In Pensylvanië en Virginië, dus verhaalt wilson, heb ik soms hunne overkomst met verba- | |
| |
zing waargenomen; doch dit waren dan slechts strooppartijen, in vergelijking van de legers veler millioenen, die ik sedert in de westelijke Staten van Noord-Amerika, in Ohio, Kentucky, en in het gebied der Indianen zag. Het is daar, dat de beuk-eikel, het voornaamste voeder der wilde duiven, bijzonder voorkomt. Dikwijls gebeurt het, dat, als zij deze soort van vrucht, in een' grooten omgang, verslonden hebben, en op eenen afstand van 60 tot 80 Engelsche mijlen weder andere ontdekken, zij dan, regelmatig iederen morgen, daarheen vliegen, zich verzadigen, en 's middags of 's avonds weder op de verzamelplaats terugkomen. Deze verzamelplaatsen zijn steeds in de bosschen, en dikwijls beslaan zij van dezelve een groot gedeelte. Wanneer zij zich eenigen tijd op zulk eene plaats hebben opgehouden, levert dezelve eene vreemde vertooning op. De grond is, ter hoogte van eenige duimen, met hare vuilnis overdekt, en de gewassen op den bodem zijn geheel vernield; daarover liggen dan grootere en kleinere boomtwijgen, ja zelfs zware takken, die door het gewigt der vogels, die op dezelve elkander verdringen, zijn afgebroken, en de boomen-zelf zijn zoo berooid, alsof zij met de bijl behouwen waren. De sporen van zulk eene verwoesting duren verscheidene jaren, en eerst lang naderhand begint, van lieverlede, eene nieuwe groeijing op te leven.
Bij de ontdekking van zulk eene verzamelplaats snellen de inwoners, zelfs van geruimen afstand, des nachts, met schietgeweer, kneppels, lange stokken en andere verwoestingsmiddelen aan; in weinige uren hebben zij een aantal zakken vol duiven gevangen, en laden die op hunne paarden. De Indianen beschouwen zulk eene duivenplaats als een' algemeenen landzegen, en hunne gedachten zijn alleen daarop gespitst, om er het meestmogelijke voordeel van te trekken. De broedplaatsen zijn nog uitgebreider dan de enkele rustplaatsen. Niet ver van Shelbyville, in Kentucky, zag ik zulk eene broedplaats, die zich in de rigting van het noorden naar het
| |
| |
zuiden uitstrekte, verscheidene Engelsche mijlen breed en, zoo als men mij zeide, veertig lang was. De duiven besloegen dezelve den 10den April, en verlieten die, met hare jongen, eerst den 25sten Mei.
Zoodra de jonge duiven tot wasdom waren gekomen, doch eer zij het nest verlieten, kwam uit den omtrek eene menigte menschen, met wagens, bijlen, bedden, keukengereedschap, kortom met eene geheele huishouding, ja velen met vrouw en kinderen aan, en legerde zich, verscheidene dagen, bij deze onuitputtelijke voedingbron. Het gedruisch der vogelen in het woud was zoo geweldig, dat de paarden schuw werden, en men zich niet kon doen verstaan, dan door elkander in het oor te schreeuwen. De grond was bedekt met boomtakken, eijeren en jonge vette duiven, die uit de nesten gevallen waren, en op welke geheele kudden zwijnen jagt maakten. Over de boomen vlogen havikken, gieren en arenden in groote menigte, en namen de jonge duiven, naar believen, uit de nesten; terwijl men, van 20 voet boven den grond, tot aan de toppen der boomen, in het woud niet anders zag, dan een onophoudelijk gewemel van duizende, over en door elkander vliegende duiven. Het gedruisch der tallooze fladderende vleugels was gelijk aan het geluid des donders, en daartusschen kraakten de vallende boomen; want reeds waren de arbeiders bezig met de bijl, om die stammen om te houwen, op welke zij de meeste nesten zagen, en wel in die rigting, dat zij, in hunnen val, nog anderen medenamen, waardoor een enkele groote boom dikwijls 200 jonge duiven, weinig kleiner dan de ouden, en zeer vet, te gelijk nederwierp. Eenige boomen droegen over de 100 nesten, doch in elk was slechts één jong; eene bijzonderheid, die niet allen natuuronderzoekers bekend is. Het was gevaarlijk, onder die vlugten van millioenen door te gaan, omdat, zoo als gezegd is, gedurig boomtakken, door de zwaarte afgescheurd, nedervielen, in hunnen val weder andere dui- | |
| |
ven doodende, en men ook de kleederen vol duivenmest bekwam.
De jonge duiven zijn zoo vet, dat men het vet uitsmelt, om het in plaats van boter en zuivel te gebruiken; ook zijn zij, het nest verlatende, zoo zwaar als de ouden; doch, wanneer zij dan zelve om voeder moeten uitvliegen, verliezen zij aanmerkelijk van hare vetheid. Zij broeden, zegt men, drie- of viermaal in hetzelfde jaargetijde; de bijzonderheden maken dit zeer waarschijnlijk, en wel, wanneer de ahorn, beuk-eikels en dergelijken het overvloedigst, en door de vorst murw geworden zijn. Zij azen buitendien nog op hennepzaad, Indiaansch koren, blaauwe beziën, enz. Ook houden zij veel van eikels, en men heeft in den krop van sommigen, welke vele honderd mijlen noordwaarts van rijstplantaadjen gedood werden, rijstkorrels gevonden. Waar zij zich ophouden, ontbreekt het den beeren, zwijnen en eekhorentjes in de bosschen ten hoogste aan voedsel. In den krop van zoodanige duiven heb ik, dikwijls, eene rijkelijke handvol voeder gevonden. Om nu een' kleinen overslag te maken van hetgene zoodanig een zwerm dagelijks wel verteren mag, wil ik enkel beproeven het getal te begrooten der menigte, welke ik eens zag overtrekken. Dat heerleger had eene Engelsche mijl in de breedte, en legde in zijne vlugt, in iedere minuut, eene mijl af. Nu duurde de vlugt vier uren; gevolgelijk kan men 240 mijlen aannemen. Gesteld nu verder, dat drie duiven, hetgeen weinig is, boven elkander vlogen, zoo bedraagt het getal 2230, 272000 duiven. Ontzettend! en toch blijkbaar nog te weinig berekend. Als nu elke duif, dagelijks, slechts een achtste kop nuttigt, dan bedraagt de consumtie, elken dag, 8,712000 schepels, of 80,666 last, 18 mudden Amsterdamsche maat. - De Voorzienigheid heeft, in hare wijsheid en gunst, dezen vogelen eene zeer snelle vlugt en de neiging geschonken, om zich alleen over het onbewoonde gedeelte des aard- | |
| |
bodems te verspreiden; zonder dat zouden zij allen omkomen, of alle voortbrengsels van woud en veld, tot onderhoud der bewoneren
strekkende, verslinden.
|
|