Napoleon en de tooneelspeelster Bourgoin.
Het is bekend, dat Mejufvrouw bourgoin zich steeds eene hevige vijandin, van napoleon betoonde, en dat zij zich menigmaal onvoorzigtige doch snedige gezegden te zijnen nadeele veroorloofde. Hij nam voor, zich te wreken; en de Graaf montalivet, toenmaals Minister, moest, als werktuig, daarin deelen. Deze onderhield, namelijk, deze Actrice, en had het zwak, te haren aanzien, ijverzuchtig te zijn. Napoleon, die des nachts zoo wel als bij dag gewoon was te arbeiden, zond eens, des avonds om elf ure, eenen Page aan montalivet, met bevel om oogenblikkelijk aan het paleis te komen. De Page vindt den Minister niet te huis; doch men gaat hem vinden bij zijne minnares. Montalivet kleedt zich in de haast, omhangt zijne ordesteekens, en snelt naar de tuileries. Naauwelijks is hij weg, of er wordt op nieuw bij Mejufvrouw bourgoin aangeklopt. Zij meende, dat de Minister iets vergeten had; doch neen, men behandigt haar een' brief, door een' Page van wege den Keizer afgegeven. Zij breekt hem open in de grootste ontsteltenis, en leest de, door 's Keizers hand, zeer slecht geschrevene woorden, dat zij zich, zoo dadelijk, naar het paleis der tuileries moet begeven. Zoo ras mogelijk kleedt de Dame zich aan, laat aanspannen, en rijdt, met hevige hartklopping, naar het paleis. Napoleon onderhoudt intusschen zijnen Minister over projecten, decreten, laat hem plans afteekenen, ontwerpen afschrijven, enz. Midden in den arbeid komt een Page binnen met de boodschap: ‘Zij is daar.’ - ‘Laat zij binnenkomen,’ zegt de Keizer. Montalivet ziet even over zijne papieren heen naar de opengaande deur, om te weten, welk nachtelijk bezoek dit wezen moge, en ziet - Mejufvrouw bourgoin! De pen valt hem uit de hand, en
met open mond en groote oogen blijft hij stokstijf zitten. De schoone nadert den Keizer, en