Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1819
(1819)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVervolg der schets van Londen, in den winter van het jaar 1814.(Briefswijze, uit die Stad zelve, door een' jongen Hollander, geschreven aan een' Vriend)Ga naar voetnoot(*).
Het is inderdaad opmerkelijk, te zien, hoe in deze groote stad ieder ijvert voor zijn belang. Gaande langs de straten, treft men gedurig menschen aan, die den voorbijgangers gedrukte papieren in de handen stoppen, waarin men van allerlei zaken verwittigd wordt, als, dat er in zekeren winkel vermaarde parapluiën te koop zijn; dat de loterij den volgenden morgen zal trekken, enz. enz. Anderen laten hunne berigten met groote letters drukken en op een bord plakken, dat, op een paal verheven, door een man langs de drukste hoeken der stad wordt rondgedragen. - Wanneer er iets nieuws is, dan is men dikwerf genoodzaakt, eene tweede en derde uitgave van de nieuwspapieren te drukken. In dat geval laten sommigen dezelve bij de straat uitventen door een of twee mannen, die beurtelings op eene bazuin blazen en uitroepen: Second edition! Great and important news from the Continent! of wat het dan zij. Dit geluid hoort men dikwerf nog zeer laat in den avond. - Het aanzien van de straten is hier nog weder geheel anders dan te Amsterdam. Een mede van de verschillen is, dat winkeliers, fabrikanten enz. hunne namen en bedrijven met verbazend groote letters op de gevels hunner huizen te kennen geven. Sommige gevels | |
[pagina 225]
| |
zijn van boven tot onder bijna geheel volgeschreven. - Het is bekend, dat de Engelschen zeer ingenomen zijn met allerhande nieuwigheden. De woorden: Stick no Bills! op bijna alle plaatsen, die hiertoe anders aanleiding zouden geven, geschreven, belet dezulken, die iets aan het publiek hebben bekend te maken, hunne aankondigingen tegen kerken en andere gebouwen aan te plakken; maar is er hier of daar toevallig een huis eenigen tijd onbewoond gelaten, dan wordt hetzelve volgeplakt met allerlei soorten van bekendmakingen, die somtijds belagchelijke tegenstellingen opleveren. - Doch hoe kan ik zoo lang spreken over 't merkwaardige van de Londensche straten, zonder van iets gewag te maken, 't welk ik misschien wel het eerst van allen diende vermeld te hebben; te weten, de bij uitnemendheid fraaije en kostbare winkels zelve, waarin de schitterende vonden van het menschelijk vernuft, met al de pracht en kostbaarheid van eene onbekrompene uitvoering, op het sierlijkst zijn ten toon gespreid. Allen wedijveren hier, om in hunne onderscheidene voortbrengselen en bedrijven uit te munten. En waarlijk, de Engelschen hebben in zeer vele bedrijven van kunst en smaak den onbetwistbaren voorrang boven misschien alle andere volken; en Londen is de stapelplaats, waar al deze voortbrengselen zijn bijeengebragt. Cornhill, Cheapside en Fleetstreet zijn hier, wat de Kalverstraat te Amsterdam is. Welk een verschil nogtans! Hier in bijzonderheden te treden, zoude mij te verre doen uit weiden. De goud- en zilversmids-, als ook de glaswinkels, zijn boven alle verbeelding prachtig. Ik zag onlangs een huis, waar de loterij trekt: voor het glas stonden eenige zilveren vazen, boordevol met goudgeld; eene van deze vazen had tot opschrift, dat men, voor eene matige inlage, den prijs van £ 30,000, of de daar ten toon gestelde 1000 guineas, konde verkrijgen. Hoe verleidelijk! - Voorts kan men wel nagaan, dat vele van deze winkeliers zeer rijk moeten zijn. Een pasteibakker, het is bekend, liet hier onlangs aan zijne erfgenamen een kapitaal na van meer dan £ 100,000. Twee lijnen van straten, ieder meer dan een uur lang, strekken zich, bijna in eene evenwijdige rigting, van het westelijke naar het oostelijke gedeelte der stad uit, en leveren, met uitzondering van eenige weinige huizen, eene aaneenschakeling van winkels van allerlei aard op. Over den Teems zijn drie groote steenen bruggen, West- | |
[pagina 226]
| |
minster-, Black-friars- en London-Bridge genaamd. De eerste is 1223 voet lang en 44 voet breed, en heeft £ 389,500 gekost. London-Bridge is de oudste, was vóór vele jaren aan wederzijden met huizen bebouwd, doch is thans omgeven met een steenen muur, drie voet hoog, en daarop een steenen paal- en lijstwerk, in 't geheel tien voet hoog, zoo digt en ineengedrongen, dat men het hoofd er niet kan doorsteken. Of het er altijd vol is, kan men hieruit opmaken, dat men rekent, dat circa 5000 rijtuigen en 90,000 voetgangers dagelijks deze brug passéren. 's Avonds is dezelve verlicht met veertig lantaarns. De Teems is steeds met groot geweld onder deze brug vloeijende of ebbende, wordende tweemaal in de 24 uur door het tij in beweging gebragt. De rivier is bezaaid met grootere en kleinere vaartuigen. Men ziet hier in waarheid een mastbosch. De waterwerken, aan het eene einde van deze brug, voorzien een aanmerkelijk gedeelte der stad altijd van versch water. Het overige gedeelte krijgt zijn water door de werking van eene stoommachine, geplaatst bij een ander water, hetwelk men de Nieuwe Rivier noemt. De bovengenoemde waterwerken onder London-Bridge zijn zeer groote raden, die door het tij gestadig bewogen worden, en weder in beweging brengen de pompen, die het water uit de rivier in houten pijpen overbrengen. Deze pijpen zijn verspreid door het grootste gedeelte der stad, loopende onder de straten door, en brengende, door kleinere looden pijpen, het water nagenoeg in ieder huis. Deze wijze, om overal versch water te hebben, is zeer kostbaar, en wordt nog gestadig met groote kosten onderhouden, aangezien de pijpen dikwerf moeten hersteld worden. Nog dieper onder den grond loopen onder de voorname straten groote gemetselde riolen door, die door openingen met de straten gemeenschap hebben, om alzoo de vuilnis, die in de goten, en vandaar, door de schuinsche rigting van bijna alle straten, in de riolen, wordt afgeleid, in den Teems te doen uitloopen. De verhevene ligging der stad maakt dit uitvoerlijk, en de gestadige vloed van den Teems spoelt deze vuiligheid onmerkbaar weg. Deze riolen zijn niet minder kostbaar dan de waterwerken, en brengen veel toe om de straten zoo veel doenlijk schoon en de lucht gezond te houden. Nog iets. Ook de waterwerken hebben op vele plaatsen gemeenschap met de straten door ronde holen, die, wanneer er brand ontstaat, opengemaakt worden, | |
[pagina 227]
| |
en alsdan met geweld eene genoegzame hoeveelheid water opleveren; ook worden dezelve somtijds opengezet om de vuiligheid van de straten af te spoelen, wanneer het water er circa een voet hoog uitspringt. Londen zoude, omgekeerd, een ligchaam met aderen vertoonen, gelijk Amsterdam een bosch van palen. Men is voornemens, en reeds begonnen, om, behalve de genoemden, nog drie andere bruggen over den Teems te leggen. Des avonds heeft deze stad geen minder vreemd aanzien dan des daags. De verlichting geschiedt door een talloos tal van kleine lantaarns, aan wederzijden van de straten bijna aan ieder huis, of liever om het andere huis, boven de deur uitstekende. Deze lantaarns zijn geheel van glas, hangende in een ijzeren kring, en in zich bevattende lampen met twee kleine lichtjes, die echter hun schijnsel maar tot op een zeer kleinen afstand brengen. Deze lantaarns strekken zich ook buiten de stad tot op een aanmerkelijken afstand langs de openbare wegen uit, zoodat vreemdelingen, hier bij den avond aankomende, meenen zouden, dat er eene algemeene Illuminatie plaats had. Vele straten worden echter meer verlicht door de winkels, die in fraaiheid van vertooning bij den avond nog meer schitteren dan bij den dag. - Men heeft een nieuw licht uitgevonden, en dat begint hier meer en meer in zwang te komen; te weten, het zoogenaamde gaslicht. Op sommige plaatsen wordt te dien einde een groot vuur van steenkolen gestookt, en de damp daarvan wordt door buizen onder den grond tot in of voor de huizen gebragt en bij deszelfs uitwaseming aangestoken. Dit licht is bij uitnemendheid helder en sterk, zich tot op een verren afstand van het gewone licht onderscheidende door eene groote, heldere en steeds flikkerende vlam, die zich met fierheid op zijne pijp verheft en het beste licht van olie of kaarsvet trotseert. Ik houde mij verzekerd, dat één gaslicht meer schijnsel geeft dan tien van de hier in gebruik zijnde lantaarns. Men wil, dat het gaslicht dat van olie in kostbaarheid weinig of niet te boven gaat, maar dat het een kwaden damp van zich geeft. Evenwel wordt het hier van dag tot dag algemeener. Hier zijn twee soorten van nachtwachts, (let wel! hier wordt de historie bijzonder belangrijk!) zoogenaamde Watchmen en Patroles. De laatsten roepen bij de straat, doch niet zoo luid als bij ons: Almost ten o' clock! Patrole! - de eersten: Past | |
[pagina 228]
| |
ten o' clock! Cloudy night! of: Moonlight! of: Starlight night! Doch de vermelding van het weder wordt door sommige Watchmen achterwege gelaten, omdat zij van meening zijn, dat de lieden des nachts op hunne bedden hierbij weinig belang hebben; en de regering schijnt zich hiermede niet te bemoeijen. Ratels worden alleen in geval van brand of onraad gebruikt. Dit bespaart zekerlijk de nachtwachts eenige moeite; maar het is ook van dat gevolg, dat zij zeer dikwerf onopgemerkt het uur van den nacht vermelden. Een ratel is, wel is waar, niet zeer melodieus, maar is bij uitnemendheid geschikt om attentie te verwekken. Zoude dit instrument ook niet met succes kunnen gebruikt worden in de gezelschappen, waar men de gewoonte heeft van allen te gelijk te spreken?- De Watchmen hebben huisjes, die in korte tusschenruimten door de stad, en ook tot op een zeer grooten afstand langs de algemeene wegen, verspreid zijn. Evenwel hoort men nog al dikwerf van aanvallen bij den weg, meest altijd vergezeld van moord, of althans met het opzet om te moorden. De reden van dit laatste is, omdat de wet in Engeland den dief en den moordenaar beide met den dood straft. Zakkerollers zijn hier ook zeer menigvuldig. Men heeft het hier in de kunst van stelen, gelijk in vele andere zaken, inderdaad ver gebragt. Een zoogenaamde Politie is hier bijna niet. De Engelschen zijn vrij! Of zij van deze vrijheid altijd een goed gebruik maken, is eene andere vraag. Thans schiet mij nog over om te zeggen, hoe Londen er op zijn zondags uitziet. Vele dingen staan alsdan stil, doch niet alles. De menschen loopen met dezelfde drift naar de kerk, als des daags naar hunne bezigheden. Rijtuigen ziet men bij menigte bij den weg, en de straten zijn al niet minder bezig dan des daags. Daarbij hebben alle Engelsche kerken van den hoofdgodsdienst het regt om op zondag de klokken te luiden, en dit wordt niet verzuimd. Men vertelt in Holland, dat de Engelschen op het stuk van godsdienst zoo naauwgezet zijn; doch hierin geloof ik voor mij, dat zij voor de Hollanders moeten onderdoen. Na kerktijd gaan doorgaans vele menschen naar het park, zijnde een uitgestrekt groen veld, op den voorgrond eenen breeden rijweg en op den achtergrond een water met eenige boomen. Hier zijn twee vermaarde parken, Hydepark en St. Jamespark. Het eerste is het grootste. Op den rijweg ziet men des zondags | |
[pagina 229]
| |
een verbazend aantal van allerlei fraaije koetsen, in eens tegenovergestelde rigting langzaam achter elkander voortsukkelende. Hoe vermakelijk! - Niet minder vol is, bij goed weder, de wandelweg; doch de meeste menschen bezoeken, geloof ik, het park minder om te zien dan om gezien te worden. De Franschen zouden het een rendez-vous van de beau-monde noemen. In St. Jamespark mogen geene andere rijtuigen en paarden komen, dan van lieden van adel. Voetgangers zijn vrij. Hydepark, maar vooral St. Jamespark, levert voor het oog vele inderdaad verrukkelijke tooneelen op. Jammer maar, dat er altijd zoo vele menschen zijn. De algemeene wegen, die ik reeds meer dan eens genoemd heb, zijn gedeeltelijk wegen, gedeeltelijk straten: van de laatsten zijn zij echter hierdoor onderscheiden, dat zij zeer breed zijn, in het midden geene straatsteenen hebben, en hier en daar een veld en eenige boomen opleveren. Wanneer men wandelen wil, is het hier ten uiterste moeijelijk, de menschen en huizen kwijt te worden, die, als getrouwe medgezellen, den wandelaar tot op eenen zeer grooten afstand uitgeleide doen. Evenwel al gaande komt men meer en meer in de vrije natuur, en de moeite van een of twee uren geloopen te hebben wordt alsdan verzoet door de verrukkelijke tooneelen, die hier de landouw oplevert; en schoon ik hier in een ongunstig tijdstip gekomen ben om hierover te oordeelen, zoo heb toch reeds gezigten gezien, die mij inderdaad verrukten. Engeland is trouwens bekend voor een land, rijk in uitmuntende natuurtooneelen. Camberwell-grove is eene lange allee met zware boomen, tegen een berg opgaande. Het gezigt van deze allee tegen de hoogte, of van daar naar omlaag, beiden zijn verwonderlijk fraai; doch het gezigt van den berg in het dal aan de andere zijde, en daarover tegen de hooge bergen en heuvelen, is iets, dat mij, ook zelfs in dit saizoen, een langen tijd als in verrukking opgetogen hield. De hellingen der bergen leveren eene verscheidenheid op van dorpen en buitenplaatsen, van bosschen en landerijen, van boomen en huizen, zoo fraai, als zich de verbeelding naauwelijks kan voorstellen. Dat bergachtige maakt de schilderij zoo heerlijk.
(Het vervolg binnen korter tijdsverloop.) |
|