Posen) en worden ons in hufeland's Journal, 1818, Julius, S. 117 ff. medegedeeld.
Vooreerst heeft gemelde Geneesheer, gedurende eene zeer sterke epidemie, bij zijne vier eigene kinderen van 13, 11, 7 en 2 jaren, waargenomen, dat zij onder het bestendig gebruik van dit middel geheel vrij gebleven zijn, hoewel de ziekte in de straat, en zelfs in het huis, waar gumpert woonde, woedde, en zijne oudste kinderen de openbare scholen, in het hevigst der besmetting, bleven bezoeken.
Ten tweede: In een gezin van zes kinderen, waar het eene de ziekte sterk had, gaf gumpert de overigen, tot het eind der epidemie, de belladonna. Twee derzelven kregen, drie dagen na het eerste, pijn in de keel en ligte koortsachtige bewegingen, doch zonder uitslag noch daarop volgende ontvelling. De overigen bleven geheel vrij. - Het zoo spoedig uitbreken der ziekte, bij de eersten, maakt het waarschijnlijk, dat zij reeds besmet waren, en dat bij hen de belladonna alleen het vermogen had, de hevigste werking van de smetstof te verminderen. Iets dergelijks zien wij gebeuren, wanneer kinderen door de kinderziekte reeds besmet, vóór het volkomen uitbreken der ziekte, met de koepokken worden ingeënt.
Ten derde: Bij meer dan twintig familiën, waar gumpert als geneesheer praktiseerde, wendde hij het middel in het volst der besmetting aan, en altijd met een gelukkig gevolg, mits het gedurende de gansche epidemie gebruikt werd.
Ten vierde: Ook gumpert's vader heeft, in eene reeks van jaren, in verschillende epidemiën, met het beste gevolg, de belladonna, als voorbehoedend middel, gebruikt.
Ten vijfde: Enkele gevallen heeft gumpert, en ook deszelfs vader, waargenomen, waar het middel niet hielp; doch dan verscheen de ziekte reeds zeer spoedig na de eerste aanwending; slechts in één geval, na verloop van twee weken.