| |
Iets, ten bewijze, dat de koepok het ware middel is, om de kinderziekte geheel uit te roeijen.
Door G.J. Rijnders, Heel- en Vroedmeester, enz. te Hoorn.
Sinds eenige jaren ben ik in de gelegenheid geweest, ten aanzien der koepokken, verschillende observatiën te maken, waardoor ik, met iederen naauwkeurigen waarnemer, ten volle overtuigd ben van de kracht der koepokken, om het menschelijk ligchaam deszelfs vatbaarheid voor de kinderziekte, dien geesel des menschdoms, te benemen. Vele beroemde en getrouwe waar- | |
| |
nemers hebben dit voorlang, en ook nog binnen kort, bewezen, gelijk iederen Genees- en Heelkundigen bekend is, waarom ik niet noodig vinde, hier verder van te spreken, te meer, dewijl het publiek daarvan alleen door daadzaken moet overtuigd worden, vooral op dit oogenblik, daar zoo velen in ons Koningrijk door de kinderpokken zijn aangetast, dat ook ouders hier ter stede aarzelen, hunne kinderen met koepokstof te doen inenten, wijl zij dezelve als schadelijk, ten minste niets afdoende tot het oogmerk, beschouwen. Treurig vooroordeel! Ik zal dus slechts een en ander geval ten bewijze mededeelen, om zoo veel mogelijk ter wegneming dier vooroordeelen bij te dragen.
Den 23 Mei l. l., op welken tijd de kinderpokken binnen deze stad, vooral onder de mindere klasse, kwaadaardig en sterk regeerden, vaccineerde ik het kind van den Heer de w.. Den 1 Junij leverden de drie entplaatsen op den linkerarm des kinds zeer goede koepokken op, en het kind was tevens een weinig ongesteld, hetwelk ik zoo gaarne, bij alle andere karakteristieke kenteekenen der koepokken, zie, wijl ik dezelve, buiten dat, als alleen voor plaatselijk werkende en niet voor tegenbehoedende voor de kinderziekte houde, en aarzelde dus geen oogenblik, deze als zoodanig te verklaren. Den 6den daaraanvolgende, ondertusschen, werd ik verzocht bij het kind te komen, wijl het de kinderziekte gekregen had. Daar komende, vond ik op den regterarm (den tegenovergestelden, waarop de inenting gedaan was) elf kinderpokken, die door eene ligte ongesteldheid den dag te voren waren voorafgegaan; het overige des ligchaams was onbesmet. Den 8sten waren dezelve reeds opgedroogd, hielden dus den loop der kinderpokken niet, en hiermede was de geheele ziekte geëindigd. Veilig kon ik vooronderstellen, dat het kind, vóór de inenting met koepokstof, door de kinderziekte was besmet, en dat deze laatste door de werking der eerste onderdrukt was. Gelukkig voor het kind, daar het teedere wichtje, slechts eenige weken
| |
| |
oud en niet sterk van gestel, misschien onder de kinderziekte zoude bezweken zijn; ten minste men had het, zoo de inenting niet gedaan ware, in gevaar gesteld van blindheid en verdere gevolgen, die de kinderpokken kunnen te weeg brengen, welke dikwijls van dien aard zijn, dat, bij al de liefde der ouderen, zij den dood der kinderen nog de voorkeur boven dezelve zouden gegeven hebben.
Een jongetje van omtrent drie jaren, een bestedeling van het Protestantsche Weeshuis binnen deze stad, wiens moeder aan de allerkwaadaardigste kinderpokken overleden was, entte ik, twee dagen na derzelver overlijden, met koepokstof in, ofschoon hij een weinig ongesteld was, en ik vooronderstelde, dat hij reeds door de kinderziekte was aangedaan; dan ik meende het mijn pligt te zijn, dit kind niet aan de gevaarvolle kinderpokken, met derzelver dikwijls nadeelige gevolgen, en welligt aan eenen gewissen dood, te moeten overgeven, maar ook hier de uitwerking der gezegende koepokken te beproeven. Ook thans deden dezelve de beste uitwerking. Den 3den dag na de inenting was het geheele ligchaam bezet met goedaardige kinderpokken; ook de koepokken op den arm begonnen zich voor te doen, hielden voorts haren geregelden loop, terwijl de kinderpokken niet alleen goedaardig waren, maar niet eens haren gewonen loop hielden; want den 8sten en 9den dag vielen zij reeds, zonder tot verettering te zijn overgegaan, in de gedaante van roven af, zonder iets nadeeligs bij het kind te weeg gebragt te hebben.
Ziet daar op nieuws de voortreffelijke uitwerking der koepokken! - Wil men ondertusschen nog sterkere bewijzen, dat de koepokken waarlijk de vatbaarheid voor de kinderpokken wegnemen? Men oordeele uit het volgende:
In de Peperstraat binnen deze stad, onder anderen, waar van huis tot huis de kinderziekte woedde en verscheidenen ten grave sleepte, is slechts een eenig huisgezin, in het midden der straat woonachtig, alwaar
| |
| |
twee kinderen, door mij gevaccineerd, zich bevonden, daarvan verschoond gebleven, en de ouders vonden dus ruime stof, zich te verheugen in het behoud hunner dierbare panden.
In het Protestantsche Weeshuis alhier zijn bijna 150 kinderen, de bestedelingen er onder gerekend, die grootendeels te voren door wijlen den Heer snoek, Chirurgijn hier ter stede, waren ingeënt met koepokstof, en vervolgens de inkomenden sinds 1816 door mij. - Die kinderen, dit spreekt van zelf, gingen dagelijks de geheele stad door, kwamen bij hunne familiën, terwijl de kinderziekte, vooral onder de mindere klasse, gelijk ik straks zeide, sterk en kwaadaardig heerschte; en nogtans heeft geen enkele de kinderziekte gehad. Één meisje slechts, vóór tien jaren ingeënt met koepokstof, gevoelde zich ongesteld, en er vertoonde zich hier en daar een uitslag, dat de gedaante had van kinderpokken; drie dagen daarna, ondertusschen, vielen die onware pokken zonder verettering af, en het meisje was hersteld.
In een armoedig huisgezin werd door leden van het alhier bestaande Geneeskundig Gezelschap, (den Heer kuysch, Med. Doct., en mij) in den loop van dit jaar, een meisje van zes jaren met koepokstof ingeënt, welke eenen geregelden loop hielden, gepaard met alle verschijnselen, welke daarbij moeten plaats hebben, zullen zij de vatbaarheid voor de kinderpokstof wegnemen. De kinderziekte sleepte, drie maanden daarna, twee oudere kinderen van die menschen in het graf; een derde had de pokken, en dit kind is er van bevrijd gebleven.
Voor het overige weet ik, na een naauwkeurig onderzoek, geenen enkelen door mij gevaccineerden en goedgekeurden, (ofschoon dit een ruim aantal is, en ik vele derzelven in de allersterkste besmettingen liet brengen) die de kinderziekte gekregen heeft. Dit ook heeft mij mijn bijzondere vriend, de Geneesheer kuysch, van de door zijn Ed. gevaccineerden verzekerd. Voorzeker een groot bewijs voor de deugdzaamheid der koe- | |
| |
pokken, daar het getal, door zijn Ed. daarmede ingeent, in den tijd van 13 jaren, ruim 700 bedraagt.
Die nu nog sterkere bewijzen verlangt, en niettegenstaande deze blijft volharden in het stellen van het onvermogen der koepokken, kan even zeer ontkennen, dat er daglicht bestaat; en dit toch kan men van geen redelijk denkend wezen verwachten. Jammer slechts, dat velen de waarde der koepokken, onder het masker van Godsdienst, en alsof men de Voorzienigheid niet vooruit mag loopen, te kort doen! Dezulken moesten, als zij ziek zijn of gebreken hebben, geene Genees- of Heelkundigen te hunner herstelling roepen, zoo zij zich zelven willen gelijk blijven. Dan, ik wensch, dat het medegedeelde bij zal dragen, om hen van hunne dwaling terug te doen komen, en dat het moge dienen, om alle ouders en voogden aan te sporen, hunne kinderen en pupillen aan de gezegende koepokinenting te onderwerpen; dat meergegoeden hunne onderhoorigen daartoe aansporen en daarop aandringen, omdat de gevolgen zoo heilrijk zijn, en onvermogenden in vele steden en plaatsen, ook in deze stad, kosteloos kunnen gevaccineerd worden. En welk weldenkend Genees- of Heelkundige zal niet gaarne de armen en behoeftigen in alle, vooral ook in dit geval, ten dienste staan? te meer, daar onze Koning, de Vader des Vaderlands, zoo gaarne die inenting bevorderd en uitgebreid zag, ten einde de kinderpokken, die pest des menschdoms, met wortel en tak uit te roeijen, waardoor voorzeker de menschelijke gezondheid bevorderd, de schoonheid bewaard, het gezigt, dat edel zintuig, ongeschonden beveiligd, en blindheid wordt afgeweerd.
|
|