| |
Jongste en echte Berigten betrekkelijk Tombuctoo en eenige andere nog onbezochte deelen der Binnenlanden van Afrika, met eene Kaart, aanteekeningen, bijvoegsels en bladwijzer. Uit het Engelsch. Door H. van Lil, Predikant te Schalkwijk. Te Amsterdam, bij J.C. Sepp en Zoon. 1818. In gr. 8vo. VI en 353 Bl. f 3-5-:
Een Amerikaansch matroos, robert adams, schipbreuk geleden hebbende op de onherbergzame Noordwestkust van Afrika, wordt door de woeste bewoners der groote Zandwoestijn Sahara gegrepen, in slavernij weggevoerd, met hen op eenen strooptogt naar den zuidelijken zoom dier woestijn aan den kant van Nigritië medegesleept, aldaar door de Negers gevat, en naar de groote Stad Tombuctoo, het voorwerp van den weetlust
| |
| |
van zoo menige latere Reizigers, (zelfs van park) die echter in hunne pogingen te leur gesteld werden, medegevoerd, had dus door een toeval gelegenheid, meer te zien, dan vele kundige, daartoe opzettelijk met vele hulpmiddelen toegeruste, Europeërs. Hij vond, dat Tombuctoo niet, zoo als men algemeen geloofde, eene Moorsche, maar eene Negerstad was, en in beschaving zoowel als in rijkdom verre af was van de hooge denkbeelden, die men daarvan, uit de oude berigten van leo africanus, en losse opgaven van lateren tijd, koestert. Dan, aan den anderen kant, werd hij in de vier maanden van zijn verblijf volstrekt niet beleedigd, en genoot bij dit goedaardige menschenslag eene onbepaalde vrijheid, die hij weldra, door de aankomst eener kleine Moorsche karavaan, welke hem en zijne lotgenooten kwam loskoopen, deerlijk moest missen. Met deze woeste Mahomedanen, in alle opzigten in menschelijkheid beneden de Negers, moest hij nu ruim twee jaren de akelige Zandzee, zoo bar en woest als zijne geleiders, doorkruisen, gedurig van Heer verwisselende, doch zonder verbetering van zijn lot, ja meer dan eens in levensgevaar, tot hij door de zorgen van den Heer dupuis, Britsch Consul te Mogadore, werd vrijgekocht, en zich naar Cadix begaf, vanwaar hij, na nog menigen lotwissel, arm en berooid in Engeland kwam, aldaar door den Uitgever van het tegenwoordige verhaal werd gevonden, die zich, door een naauwkeurig onderzoek, van de waarschijnlijkheid van het verhaal des Zeemans, en van deszelfs geloofwaardigheid, overtuigde. Deze geloofwaardigheid wordt zeer aanmerkelijk ondersteund door de bevestiging der meeste punten van zijn verhaal, schriftelijk medegedeeld door zijn' bevrijder
dupuis, wien een lang verblijf te Mogadore vele plaatselijke kennis moest verschaffen. De aanteekeningen van dien Heer, en die van den Uitgever, bij dit werk gevoegd, maken daarvan meer dan de helst uit, en deelen ons vele belangrijke bijzonderheden wegens het binnenste van Noord-Afrika mede. Vooral
| |
| |
munt hieromtrent uit een bijvoegsel van den Heer dupuis over de volksstammen van westelijk Barbarijë, die hij tot drie hoofdklassen brengt: de Berebbers (de nakomelingen der oude Mauritaniërs en Numidiërs) op de bergen in hutten, de Arabieren in de vlakte onder tenten, (beide weder in vele kleine stammen gesmaldeeld) en de Mooren, uit de beide vorige klassen, uit Negers en uit Spanje gevlugte Mahomedanen zamengesteld, en bewoners van steden. De onverdraagzaamheid en Godsdiensthaat, vooral der Arabieren, is zoo hevig als die der Spanjaarden onder filips II, en, zoo de hebzucht niet over hunne dweeperij zegeviert, is een Christenslaaf in hunne handen zeker van den dood. Adams zelf was daardoor meermalen veeg, en zag eenige zijner lotgenooten, door de ondragelijke mishandelingen, hun geloof verzaken. - Bij de Mooren heeft de omgang met de Europeërs deze vervolgzucht een weinig verzacht.
Daar Tombuctoo op den titel van dit werk, als het voorname onderwerp van hetzelve, gespeld staat, en den weetlust der meeste Lezers ook hoofdzakelijk zal gaande maken, zoo willen wij daarvan, ter proeve, eenige bijzonderheden doen kennen. Zij is niet die rijke stad, het middelpunt des Afrikaanschen handels, welke j. von müller nog voor eene Karthaagsche volkplanting hield, de hoofdmarkt van Mooren en Negers, zoo als zelfs park, volgens gebrekkige berigten, geloofde, maar een ongeregelde hoop huizen, of liever kleihutten of houten stulpen, van ééne verdieping, zonder straten, wel de grootte van Lissabon beslaande, maar veel minder bevolkt. Eene rivier loopt langs dezelve van het Oosten naar het Westen, en schijnt zich, volgens den Uitgever, op eene of andere plaats ten Zuidwesten der stad, met den Niger of de Joliba van park te vereenigen. De inwoners zijn alle Heidensche Negers. De Mooren, wel verre van Heeren der stad te zijn, mogen er zich niet eens in grooten getale vertoonen, en hebben geene Moskee. De slavernij is de zwaarste straf; men brengt er geene misdadigers ter dood. Het huis of
| |
| |
de hut des Konings is de stapelplaats der aangebragte goederen; van den handel zelven geeft adams niet dan zeer oppervlakkige en gebrekkige berigten; stofgoud, ivoor, gom, couries of schelpen, struisvederen en geitenvellen zijn de voornaamste artikelen van uitvoer; de Mooren brengen er daarentegen tabak, buskruid, kleederen, zijden stoffen en aarden kruiken. Voorts is de voornaamste handel in slaven. De Koning is niet veel beter gehuisvest noch gevoed dan zijne onderdanen. Koning en Koningin eten, met de vingers, eene soort van brij, met geitenmelk en - geitenhaar daarin. De veelwijverij heeft onder hen plaats, zoowel als bij de Mahomedanen. De omstreken zijn vruchtbaar; doch men vindt er geene paarden. Eene afzonderlijke soort van kameelen, de heiries, veel vlugger dan de gewone, dient hiervoor tot vergoeding. De goede adams vertelt ook wel eens grollen, zoo als van een dier als een groote hond, dat zijne prooi in een' zak op den rug draagt, en struisvogels zoo groot als kalkoenen, die in groote vlugten vliegen. Onder de voornaamste vruchten behooren de kokosnoten, vijgen en ananassen, door den Vertaler verkeerdelijk, naar eene te letterlijke opvatting van het Engelsche- woord, pijnappelen genoemd, en, wat nog erger is, in eene noot als de vrucht der Pinus Pinea beschreven. Park ontkent wel het bestaan der ananas in Tombuctoo; maar een ooggetuige, die deze vrucht kennen moest, schijnt daaromtrent geloof te verdienen.
Dit werk heeft, bij al de daarin verspreide belangrijke berigten, eene uitvoerigheid, die alleen aan de opgewekte belangstelling in het lot van park, wiens hoofddoel ook de streek van Tombuctoo was, kan worden toegeschreven. De Vertaler had het dus aanmerkelijk kunnen bekorten; schoon wij zijner inrigting, om de talrijke noten onmiddellijk bij de daarmede overeenkomende plaatsen des verhaals te geven, verre de voorkeur geven boven die van den Franschen Vertaler, welke tekst en noten afzonderlijk plaatst, waardoor men gedurig moet
| |
| |
naslaan. Daarentegen geeft deze Vertaler eenige belangrijke aanteekeningen, onder anderen deze, welke voor de scheepvaart in die wateren van het hoogste belang is, dat een sterke stroom de schepen, welke op de hoogte der Noordwestkust van Afrika blijven, met geweld daarheen drijft, en in dit onherbergzame oord doorgaans schipbreuk doet lijden. Behalve vele andere voorbeelden uit vroeger' en later' tijd, dient ook de schipbreuk van adams, en die van riley, (zie hieronder) daarvan ten bewijze. De Fransche Vertaler geeft dus den raad, steeds verre westwaarts, in de ruime zee, of op de hoogte der Kanarische eilanden, te blijven.
Behalve den reeds gemelden misslag, heeft deze vertaling er meer. Den brij van den Koning van Tombuctoo laat men opscheppen in een' houten disch! (dish, schotel.) Op bl. 201 spreekt men van het Turksche geloof, hetwelk zoo veel is, alsof men het Christendom het Fransche geloof wilde noemen. Doch dit kan eene fout van adams zijn, waarin men met opzet de woorden des Zeemans heeft willen behouden. Op bl. 249 lezen wij duidelijkheid, waar blijkbaarheid (evidence) had moeten staan. Elders lezen wij (bl. 253) den stootenden Germanismus ontspreken voor ontzeggen. Ook is de stijl veelal moeijelijk, en wordt wel eens onduidelijk door het veelvuldige gebruik der comma's. Wij merken dit aan, omdat de drom van Vertalingen, die ons Publiek dag aan dag overstroomt, hoe langs hoe minder kieschheid op taal en stijl schijnt te toonen. Wij willen dit echter geenszins in volle strengheid op den Eerw. van lil toegepast hebben; in tegendeel: wij toonen hem de gebreken aan, die zijne anders goede vertaling ontsieren. Er zijn er wel bij dozijnen, waarin ons dit door den overvloed dier gebreken niet mogelijk zijn zou; doch zulke Overzetters zijn ook voor geene teregtwijzing en verbetering vatbaar.
|
|