liefde, moed en trouw. De natuurtooneelen zijn uit de werkelijke wereld en naar het leven geteekend; het verhaal knoopt zich aan de wezenlijke geschiedenis van dien tijd, zonder dat ons een merkelijke anachronismus in het oog viel. De Roman maakt echter geene aanspraak op geschiedkundige waarheid. Wij vinden Herman, den jongen Graaf van Hohenberg, onbekend en als een' vondeling, in een klooster, na den val van zijn huis; ook daar is Agnes, zijne eigene nicht, in dezelfde omstandigheid. Hier begint de jeugdige liefde, wordt vroeg ontdekt en vervolgd, en toen de Graaf herkend was en zich door mannenmoed hersteld had in zijne vroegere regten, zijne getrouwe, steeds tegengewerkte liefde nu eindelijk nabij hare belooning was, en ook de laatste beproeving, het vermoeden namelijk dat Agnes zijne zuster was, eindelijk was te boven gekomen, stierf de ongelukkige held, wiens leven het toonbeeld van deugd, moed en teleurstelling was, aan zijne bekomene wonden. Niet minder roerend en treurig is het lot van de schoone en edele Elizabeth, en van des Graven dierbaarsten vriend, hem gelijk in deugd en moed, maar in zijne eerste liefde minder standvastig. Kortom, de geschiedenis eindigt niet, gelijk doorgaans bij iederen Roman, in gelukkige huwelijken; en, hoezeer men dit, uit hoofde van die standvastige gewoonte, anders vermoeden zou, tot zoodanig treurig einde werd de deelnemende lezer reeds lang voorbereid. Gaarne zeiden wij meer van dit kunstig en belangwekkend verhaal, dat bij den
weemoed, waartoe het ons stemt, het hart door edele gevoelens gedurig verheft, en liefde en trouw en deugd en heldenmoed hoog waarderen doet; dan, ons beperkt bestek gedoogt dit, bij zoo veel voorraad, niet. Met het berigt van het uitsterven eindelijk van het beroemde Grafelijk huis sluit het verhaal: ‘Zoo verdwijnt het eene geslacht na het andere; bouwvallen herinneren ons, dat dezelve eenmaal bestonden, totdat ook eens onze tijd is voorbijgegaan, en de naneef met even dezelfde aandoeningen de verwoeste woonsteden beschouwt, waar zijne voorvaders leefden.’