Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1819
(1819)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 623]
| |
ten verlaten, zijn, onder den naam van Babet en Louis, in dienst van den Generaal Moreau getreden, die hen allerwegen minzaam behandelt. Beide, de Tuinier en het Landmeisje, verlieven op elkander, en begeeren de toestemming van hunnen gewaanden Meester. Deze, met hunne lotgevallen bekend, vertraagt zulks tot op de ontknooping. Moreau zelf had het landgoed van Emilia's Broeder, den uitgewekenen Markies d' Alton, gekocht en zeer verfraaid, doch altijd met oogmerk, om het aan den regten eigenaar, bij zijne terugkomst in Frankrijk, weder te geven. De Markies zwerft, mede als Tuinman vermomd, in die oord rond, verlangende zijn oud landgoed te zien en zijne Zuster op te sporen. Moreau, onder den naam van Bertrand en het voorkomen van Tuinman insgelijks vermomd, spreekt met hem, ontvouwt hem langzamerhand hetgene hij zoekt, maakt hem bekend met de vrijspraak, welke hij door zijnen invloed verkregen had, zoodat hij van de lijst der uitgewekenen is geschrapt geworden, en geeft hem tegelijk het landgoed terug, met verzoek, dat hij het huwelijk tusschen beide gelieven toestemme, die ook nu hunne rijke goederen weder bekomen, zoo als zulks dan ook door den Markies gegeven wordt. Deze is de inhoud van dit kleine Tooneelspel, hetwelk men wil, dat op eene ware gebeurtenis van den jare 1803 gegrond is. De behandeling is landelijk eenvoudig; de intrigue en ontknooping zijn mede eenvoudig. Er is wel niet veel geest in; maar het onderwerp is onschuldig, en het stukje heeft bij de vertooning niet kwalijk voldaan. |
|