zen draagt van welbesteden tijd, gezond oordeel, onpartijdig onderzoek, wezenlijke geleerdheid en noeste vlijt. Beteren Leidsman en Wegwijzer kon zich zekerlijk de Jongeling niet gekozen hebben, dan den beroemden aug. herm. niemeijer, wiens onderwijs en vriendschappelijken omgang hij, ook als huisgenoot, drie jaren aaneen genoot, en uit wiens school, welke hij niet onvoorbereid bezocht, hij nu te voorschijn treedt met grooten lof, de verwachting, die wij van hem moesten opvatten, geenszins te leur stellende, hetwelk deze zijne Verhandeling overvloedig bewijst. Dezelve is aan gezegden voortreffelijken Hoogleeraar opgedragen, terwijl zij te dier gelegenheid de overige beroemde Hoogleeraren dier schole geenszins vergeet.
De kundige Schrijver doet in zijne Verhandeling aan de Ouden ten volle regt, en houdt de vlijtige beoefening hunner schriften, ook in zijn vak, allezins noodig; maar hij is echter verre vervreemd van zoo dwaze vooringenomenheid met de Ouden, dat hij het goede en betere van lateren en van onzen tijd zou willen betwijfelen. Het doel van dit stuk is eene vergelijking van de beginselen der opvoeding bij het Romeinsche volk met de tegenwoordige bij ons; waarbij dan het oordeel over de meerdere voortreffelijkheid voor ieder gemakkelijk wordt. Eerst doet hij onderzoek naar het eindoogmerk, dat zich de Romein bij de opvoeding voorstelde; en, na aangewezen te hebben, dat men dit niet uit eene of andere plaats van dezen of genen Schrijver af kan doen, houdt hij voor algemeen erkend, dat men goede zeden in het algemeen als hun doeleinde houden kan. Hierop gaat hij over tot de vergelijking van sommige nieuwere Schrijvers; alvorens echter zeer juist doende opmerken het verschil, dat er is tusschen het grondbeginsel, principium summum (höchster Grundsatz) en het eindoogmerk, ultimus finis (Endzweck). Principium summum is de algemeene wet, die uit geene andere kan warden afgeleid, maar uit welke iedere andere regel, tot die wetenschap behoorende, oorspronkelijk is; en het finis ultimus is dat, waartoe geheel de wetenschap, en iedere regel, henen leidt. ‘Jam si summum alicujus disciplinae principium formula quadam exprimitur, duo haec contineat oportet: 1) ultimum, qui spectandus sit, finem; 2) viam, qua certissime eum finem consequi possimus.’ Eene
onderscheiding, gelijk ieder voelt, van groot belang. Na