zoo verre die of uit de herinnering, of uit de verbeelding des Dichters ontsproten, of zinnebeeldig zijn. Aan overrijken schat van voorbeelden mangelt het onzen Schrijver niet. Eene derde Redevoering, ook in Felix Meritis uitgesproken, is van een' geheel anderen aard. Zij loopt grootendeels over een boekje zonder naam des Schrijvers, genoemd: Minnekunst, Minnebaet, Minnedichten, Mengeldichten; navolgingen, grootendeels van ovidius, doch bij al die navolging tevens zoo oorspronkelijk in denkbeelden, zoo keurig en zoetvloeijend van taal, dat scheltema reeds, eer hij den Dichter wist, het plan had om over zijn werk eene spreekbeurt te houden. Een toeval bragt hem aan de kennis, dat de bevallige Schrijver der Batavische Arcadia ook de maker was van dit boeksken, door hem als student te Leyden (van 1617 tot 1621) vervaardigd, en door losheid en liefelijkheid, op sommige plaatsen zwier en kracht van uitdrukking, onder de allerbeste van dat vroegere tijdperk onzer Gouden Eeuwe te rangschikken. Scheltema veranderde dus zijn plan, en sprak, in plaats van over den onbekenden Dichter, over de verdiensten van Mr. johan van heemskerk, voornamelijk als Dichter. Deze werd in 1597 geboren, te Bayonne opgevoed, te Leyden gemeenzaam met de letteren, nam (gelijk cats en anderen, bij de toenmalige vermaardheid der Fransche Regtsgeleerde Scholen) den dokterhoed te Bourges, vertoefde te Parijs eenigen tijd bij de groot, en vervolgens in 's Hage en te Amsterdam, huwde met de oudere zuster van
koenraad van beuningen, en overleed in 1656, als vader van vier zijns waardige zonen, waarvan er een den titel van rijksgraaf bekwam, en - versmaadde. Onder 's mans werken wordt nu eerst de Batavische Arcadia, als een uit proza en poëzij gemengd bevallig voortbrengsel, vermeld. In de Noten ziet men, dat de bekende Astréa van d'urfé, door heemskerk hooggeschat en gedeeltelijk vertaald, benevens de Engelsche Arcadia van sidney, en andere Spaansche en Fransche Gedichten van dien aard, den taalkundigen, minzieken, dichtlievenden jongeling tot het zamenstellen der Arcadia aanleiding gaven, die echter slechts eene fraaije lijst is, waarin eene kostbare schilderij van oude Nederlandsche geschiedenissen en gebruiken is gezet. Als Regtsgeleerde verdient heemskerk, als vijand der pijnbank en heksenprocessen, onze achting. Als Dichter zagen wij reeds, dat hij