berg aan haren h. de groot, wel niet bijzonder merkwaardig voor de Geschiedenis, maar ons toch dierbaar, als eene hartelijke mededeeling van eene der edelste Nederlandsche Vrouwen aan een' der grootste Nederlandsche Mannen. De Weduwe van barneveld, vossius, erpenius, heinsius, uitenbogaard, episcopius enz. komen daarin voor. De brief werd in 1624, op de eerste reis van maria naar het Vaderland, (toen nog de hette der vervolging duurde) geschreven. - Van een' geheel anderen aard zijn de zoogenaamde burlesque Notulen der Staten van Zeeland door m. michielszon, die de Heer scheltema, naar
het ons voorkomt, slechts uit overdrevene zucht voor onbekende vaderlandsche stukken heeft doen kennen. De verzen zijn lam en zwak, de boert is flaauw, de taal gemeen en plat proza, zoo als thans geen ambachtsman zou schrijven, de meeste personen zijn onbekend, en het gebeurde zelve beteekent waarlijk niet veel, ten minste in de medegedeelde proeven. (Door eene drukfout staat op bl. 117. 13 Junij 1696, in plaats van 1676; gelijk uit het daarop volgende dadelijk blijkt.) De toepassing van onzen Verzamelaar is nog het beste aan dit stuk: dat het in den ouden tijd toch ook al zoo heilig en gelukkig niet toeging, als men wel denkt. - Het kort Berigt aangaande de thans bestaande Ridderorden in Europa kan misschien zijne waarde hebben voor leden van het Hoog Heraldiek Collegie; wij roturiers, die geene Ridders zijn, en er geene pijp tabak voor zouden geven, stellen er geen gewigt in. - Van veel meer belang is het berigt aangaande het werk van l.j. van der vynckt, Lid van den Raad van Vlaanderen, getiteld: Troubles des Pays-Bas. Van dit werk, op last van den Graaf van cobentzl ontworpen, hebben wij de Hoogduitsche vertaling gezien: dezelve bevat, gelijk de Heer scheltema te regt aanmerkt, een schat van Anecdoten en kleine, doch gewigtige trekken, tot de Geschiedenis van den Spaanschen Oorlog betrekkelijk; maar het is er verre af, dat, gelijk schlosser