daartoe een tekst opgegeven uit de Brieven van Paulus aan Timotheus en aan Titus, die daartoe alleen, en gedurig bij wijze van vervolg, bestemd waren. Dit stichtelijk gebruik is bij die kerken gebleven, wanneer zij eenmaal in 't jaar, volgens Koninklijke vergunning, de bijeenkomst hebben van hare afgevaardigden, om over hare huishoudelijke belangen te handelen. Het is dus overeenkomstig dit gebruik, dat de Eerw. huët, Predikant bij de Walsche Gemeente te Breda, de kerkelijke bijeenkomst, in September des vorigen jaars, te Zwol geopend heeft met de onderhavige Leerrede over den hem opgegeven' tekst uit 1 Tim. IV:13. Houd aan in het lezen, in het vermanen, in het leeren, tot dat ik kome. - Zijn Eerw. begint met eene korte schets van het karakter des Apostels Paulus, zoo als hetzelve zich in 't algemeen, en bijzonder met opzigt tot zijn' leerling en vriend Timotheus, openbaarde. Hierdoor krijgt hij natuurlijk gelegenheid tot de verklaring der vermaning, in den tekst vervat, aan welke hij het noodige licht bijzet, zoo wel uit den toestand der Efezische kerk, als uit hetgeen Timotheus aldaar te verrigten had. Volgens dezelve, moest deze zich gedurig toeleggen op het voorlezen der H. Schrift in de godsdienstige vergaderingen, en daaruit stof nemen tot gepaste vermaningen en leeringen. Deze taak was moeijelijk, vooral te Efeze; maar hetgeen Timotheus moest bemoedigen, was, dat zijn vriend Paulus weldra bij hem komen zou, aan wien hij dus zou kunnen doen zien alwat hij volgens zijne voorschriften verrigt had.
Hieruit neemt de Eerw. huët eene zeer gepaste aanleiding, om in 't algemeen den pligt van eenen Dienaar des Evangelies voor te dragen, voor zoo ver hij zijne prediking op Gods woord gronden moet, en om hem daartoe de noodige bemoedigingen te geven. De pligt wordt aangedrongen door de beschouwing van Gods zigtbare zorg in het bestaan en bewaren onzer H. Schriften, - van de leerzame en heilvolle strekking dier Schriften, - van het gewigt, hetwelk de prediking