Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1819
(1819)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Regtvaardigheid van Karel den Stouten, Treurspel, door M. Westerman. Te Amsterdam, bij M. Westerman. 1818. In kl. 8vo. 72 Bl. f :-10-:De Heer westerman waagt zich met dit stuk voor het eerst als Treurspeldichter op Neêrlands Zangberg. De bekende Anecdote van karel van Bourgondië, - de straf van reinoud, zijn' Stadhouder in Zeeland, ten zoen voor de misdaad, aan danveld gepleegd, dien hij had doen ter dood brengen, en zijne Gade, die hare eer voor zijn leven had opgeofferd, dus allerschandelijkst misleidde, - was zekerlijk een tragisch onderwerp. De Heer westerman heeft verkozen, van reinoud een' berouwhebbend' zondaar te maken; en dit komt ons voor, het belang zeer te verminderen. Immers - wanneer wij naar ons gevoel mogen oordeelen - verlangen wij nu niet meer naar de straf des weifelenden, jammerenden en in allen deele zwakken mans, die door eenen rudolf moet opgewonden en in de misdaad gehard | |
[pagina 354]
| |
worden. Ons medelijden wekt hij, meer dan onzen haat; maar een medelijden, 't welk geheel niet met achting gepaard gaat. Reinoud is dus geen tragisch karakter. Ware de Heer westerman hier met den geest van shakespeare doordrongen geweest, hij had gevoeld, dat zijn reinoud, zoo als die hier voorkomt, niet tot de duivelsche boosheid in staat was, die hij moet verrigt hebben; - hij had dus reinoud misschien ook wel wroegingen gegeven, maar zoo als macbeth ze had; vóór de daad. Na het schelmstuk had hij ze verstikt, en zich verhard in de boosheid. Dan hadden wij met afgrijzen op hem nedergezien, en de komst des wreekenden Hertogs toegejuicht. Het karakter van dezen ware dan - juist door het afstekende van gestrenge pligtsbetrachting bij baldadige schending der wetten - verhoogd geworden, en ook elizabeth's ongeluk had ons meer deelneming en jammer afgeperst. Nu, daarentegen, zien wij terstond, (want de daad is bij het begin des stuks reeds gepleegd) dat karel slechts komt om te wreken. De woorden: 't Zij dan zoo, hij worde danveld's wreker!
Gewikkeld in een' drang van gruwzame euveldaân,
Klaagt mij, sinds maanden reeds, 't ontrust geweten aan.
Deze woorden, terstond in 't begin door reinoud uitgesproken, doen ons niet meer twijfelen aan den uitslag, en onze karige nieuwsgierigheid vraagt alleen: Hoe zal karel straffen?Ga naar voetnoot(*) - Wij zien het aanstootelijke niet, wanneer de Heer westerman ook danveld ten tooneele gevoerd, de worstelingen van elizabeth tusschen huwelijkstrouw en huwelijksliefde geschilderd, haar daardoor, zelfs bezwijkende, oneindig in ons belang had doen rijzen boven 't geen thans het enkele verhaal kan doen, en, door de personaadje van danveld zelv' in te voeren, reinoud's misdrijf als 't ware vergroot had. Voor de kieschheid kon daarom toch zeer wel gezorgd zijn. Nu vinden wij er bijna eene hardheid in, dat die reinoud, die zijn misdrijf zoo beklaagt, die op het punt staat zichzelven aan te geven, nu door den Hertog ge- | |
[pagina 355]
| |
dwongen wordt, eerst zijne hand met zijn geheel vermogenGa naar voetnoot(*) aan elizabeth te geven, (die doet hij gaarne, in hope van eenige vergoeding daarmede te schenken) maar dan ook terstond wordt ter dood gebragt. Met dat al moet het zesde Tooneel des derden Bedrijfs, waarin elizabeth, voor den vergaderden stoet van 's Hertogs Raden en Ridders, om scheiding van den gehaten echt smeekt, en door het onverwachte doodvonnis van reinoud verrastGa naar voetnoot(†) wordt, eene goede uitwerking op het tooneel doen; eene betere althans, dan het eerste Tooneel van dat Bedrijf, waarin de kinderen van elizabeth opzettelijk ingevoerd schijnen, om haren zelfmoord te beletten. Het éénige, wat zij in 't geheele stuk zeggen, is: Ach! moeder, moeder! En de moeder wil zich ook daarvan laten aftrekken. Op het oogenblik, dat zij zich gaat doorsteken, roept zij hare kinderen tot zich, om haar, als 't ware, in haar opzet te stijven; en het is toch onvermijdelijk, dat deze haar nu in de armen vliegen: ook hoort zij naauwelijks hunne stem, of zij laat den dolk vallen. Dit strookt niet te wel met elkander: het laatste is gewis natuurlijk, doch minder het eerste. Voor 't overige is een oorspronkelijk Treurspel eene zoo hagchelijke en moeijelijke onderneming, blijkens de tien, door het Instituut wel geprezene, maar toch afgekeurde, (waaronder toch stukken van Mevrouw bilderdijk en da costa waren) dat het in magnis voluisse sat est hier voornamelijk te passe komt. Zekerlijk heeft De Regtvaardigheid van Karel den Stouten ook zijne verdiensten: het karakter van den Hertog is zeer goed volgehouden, en geschiedkundig waar; elizabeth is eene aandoening wekkende, belangrijke personaadje; het vijfde Tooneel des eersten Bedrijfs, waarin zij danveld's dood verneemt, is zeer treffend, en doet de ware taal van den hartstogt hooren; en het komt ons voor, als heerschte hier ook eene betere versificatie, dan wel elders in het stuk. Blijf, wilt gij naast zijn graf het uw' niet op zien delven.
Beter: het uwe niet zien delven. Dat naar een' aâmtogt hijgt, al te overkropt door smart.
| |
[pagina 356]
| |
Mevrouw! ik smeek u, spaar me. - Door jammer overladen.
Dat alles wat ons beangst voor onze boosheid bukt.
De stedehouder kome. - Wat vreugde zou 't mij baren.
Deze drie regels zijn elk een voet te lang. Daartegen mogen wij ook andere, treffelijke verzen stellen, zoo als: Hoor't gruwzaam wanbedrijf, en wil uw deernis wijden
Aan een rampzaalge vrouw, die, smeltende in geween,
Haar huwlijkstrouw verbrak, uit huwlijksliefde alleen.
Wij wenschen, ondanks de gemaakte bedenkingen, dat de Heer westerman volharde, om in deze verhevene, doch moeijelijke loopbaan steeds meer naar volmaking te streven. |
|