Ter Gedachtenisse voor mijne Leerlingen, na het afleggen hunner Geloofsbelijdenis, tot Lidmaten in de Hervormde Gemeente, van hunnen Onderwijzer J.T. Bertram. Te Amsterdam, bij W. van Vliet, enz. In gr. 8vo. XVI en 214 Bl. f 1-4-:
Weder een boek van een' Katechizeermeester, in hetzelfde jaar, schoon op den titel niet gemeld, uitgekomen. In het oogmerk verschilt het geheel van het voorgaande. Wij hebben in hetzelve veel goeds, veel, dat geen' gewoon' Katechizeermeester aanduidt, gevonden, en twijfelen niet, of velen zullen er nog al behagen in hebben. Het is in eenen nieuwerwetsch-gemoedelijken toon geschreven. De voordragt is, over het geheel genomen, levendig, doch wat te omslagtig en te langdradig. Veel zamenhang, of natuurlijken overgang van het een tot het ander, zal men er bezwaarlijk in kunnen vinden. De verzen, voor zoo verre die van den Auteur zelven zijn, moeten niet dichterlijk, maar uit een godsdienstig oogpunt beoordeeld worden. Op verscheidene plaatsen hebben wij vrij grove taalfouten ontdekt; b.v. bl. 5. Ik heb, zoo goed alsof ik er de hand op gelegen had, voor gelegd, en bl. 87. Gezegend zij Hij - dien eenigen Middelaar - den mench Jezus Christus, voor die eenige en de mensch.