waarin over het belang en het gebrekkige van het godsdienstig onderwijs, overeenkomstig het doel des werks, gehandeld wordt, volgt het werk zelve, in 5 hoofdstukken verdeeld: het eerste, over de vereischten, kundigheden enz. van den onderwijzer; het tweede, over de inrigting en tijd der katechizatiën, en het uitwendig gedrag des onderwijzers in dezelve; het derde, over den inhoud en vorm van het godsdienstig onderwijs in het algemeen; het vierde, over hetgene de onderwijzer behoort in acht te nemen, ten aanzien van de behandeling der onderscheidene onderwerpen; het vijfde en laatste, over de behandeling der verschillende soorten van leerlingen. - Een klein staaltje uit het derde hoofdstuk zij genoeg! Over de katechizeerboeken handelende, geeft de Schrijver aldaar de hoofdeigenschappen er van op: 1. De leer moet er in het algemeen in worden voorgesteld, en derhalve geene bijzonderheden. 2. De leer van het geheele kerkgenootschap moet er in zijn, en dus geene bijzondere gevoelens van den opsteller. 3. De vragen moeten niet langwijlig, en de antwoorden niet uitvoerig zijn; en alles verstaanbaar, zonder platheid. Duistere uitdrukkingen, al zijn dezelve bijbelsch, moeten zelfs vermijd worden. 4. De theorie der leer moet er niet slechts in worden voorgesteld, maar ook op de praktijk worden aangedrongen. 5. De bijbelsche bewijzen moeten slechts weinige zijn; zij moeten niet geteld, maar gewogen worden. 6. Er moet eene geleidelijke orde in gevonden worden; en wel zóó, dat het eene hoofdstuk, zoo veel mogelijk, voorbereiding tot het volgende zij.
Ter staving van het gunstig denkbeeld, hetwelk wij, in het algemeen, van dit werk gegeven hebben, voegen wij hier nog eenige weinige regels bij uit den brief van den Heer krieger, over wiens bevoegdheid in dezen er maar één gevoelen kan zijn. Eene stof, zegt de waardige man, zoo moeijelijk te behandelen, op zulk eene duidelijke wijze voor te stellen, zal - zoo ik vertrouw - eene algemeene goedkeuring wegdragen. Hartelijk wensch ik, dat uw boek in handen van beginnende Leeraars,