van jaren eene tweede roemrijke overwinning bezong. Over 't algemeen is deze voorzang op een' stouteren toon gestemd, dan loosjes doorgaans in zijne gedichten aanheft. Het gedicht zelve is geene bloote Courant in verzen, zoo als de Franschen de Pharsalia van lucanus noemen, maar een stuk, hetwelk, bij al de geschiedkundige waarheid, die de nabijheid der gebeurtenis vereischt, nogtans ook eene vinding, en wel eene aandoenlijke vinding, behelst. Reeds in den eersten Zang, waar het tooneel het verwatene Algiers is, zien wij de jeugdige (te Algiers dus genoemde) fatima, eene Hollandsche Schoone, door eenen Algerijnschen Kaper geroofd, en die vergeefs aan haren barbaarschen Echtgenoot om de vlugt naar 't gebergte verzocht heeft, op het dak hares huizes, waar zij met hetzelve nederstort, terwijl zij met angstige verwachting en deelneming - eene latere, doch onschuldige helena - den strijd harer Europesche broederen aanschouwt. Voorts zien wij hier den woedenden Dey omar alle vredesvoorstellen verwerpen, en het gevecht beginnen in den tweeden Zang, die ons aan het boord van Lord exmouth verplaatst. Nadat de Dey, door het verbranden zijner vloot en der halve stad genoodzaakt, de vredesvoordellen heeft aangenomen, begeeft zich de Hollandsche krijgsman eduard met den Engelschman brisbane naar de stad, om zijne verlorene zuster maria, die hij weet dat zich te Algiers bevindt, op te zoeken; en hij hervindt haar, onder het puin der neêrgevallene woning, in de gelukkig behoudene fatima. De derde Zang brengt ons, door eene zeer gelukkige wending, in het Haagsche
Bosch over, waar, op den laatsten dag der feesten, ter eere van den Kroonprins gegeven, de Luitenant arriens tijding brengt van de overwinning van Algiers, en van het aandeel, daaraan door de Nederlanders genomen, in eene volle vergadering van het Hof verslag doet.
Schoon hier en daar zwakke regels voorkomen, schoon veel enkel verhaal, niet schildering is, vindt men echter ook veel ware poëzij, en over 't geheel is de versificatie fiksch en vloeijend. Fraal en krachtig, elk in hare soort, zijn de aanspraak van den Dey in zijnen Divan, niet minder die van den Aga der Janitsaren, zijne bekommering over de Britsch-Nederlandsche magt te kennen gevende, de aanspraak des onderhandelaars, die de eischen der Verbondenen doet; aandoenlijk is fatima's bekoorlijke episode; treffend is de beschrijving