ook nog twee aanhangsels van ruim dertig bladzijden zijn bijgevoegd, welke men in het oorspronkelijke niet vindt. Men had er, van soortgelijken inhoud, nog wel honderd anderen noodeloos kunnen bijvoegen. De Vertaler verdedigt de uitgaaf van het geheel als nuttig, om bekend te doen worden, dat men ook in andere landen werkzaam is, ‘om de beginselen der regtvaardigheid en der menschenliefde omtrent de Joden te doen heerschen,’ en om vruchtbare wenken te geven, hoe elk het zijne tot veredeling van deze zijne natuurgenooten kan bijdragen. Wij zeggen: het eerste doel kon, door eene korte aankondiging, hier of elders geplaatst, voldoende bereikt worden; en een klein afzonderlijk geschrift, opzettelijk tot bevordering van het laatste uitgegeven, zou hoogen lof hebben kunnen verdienen: maar daarom alleen zulk een boekdeel, als het tegenwoordige, in de wereld te zenden! waarlijk, dat was een ongelukkig gekozen middel.
Wat nu het Voorberigt betreft: dit is alleen belangrijk, voor zoo ver het een antwoord van eenen beschaafden en verstandigen vriend des Vertalers uit de Israëlieten zelven bevat, op de hem gedane vraag, ‘wat er, ook in ons land, reeds voor de Israëlieten gedaan is, of nog zou kunnen worden?’ Schoon ook dit antwoord zeer gerekt is, verklaren wij het echter voor het belangrijkste van het geheele stuk. Men leest er met genoegen de betuigingen van warmen dank en tevredenheid in over het onthaal, hetwelk de Israëlieten hier te lande vonden, toen zij elders nog zeer verdrukt werden, over de voorspraak, welke de Staat voorheen, en nog onlangs zijne Majesteit, onze Koning, hun buitenslands verleende, en vooral over hetgeen, in de laatste tijden, voor hen gedaan is, de onderscheiding, met welke de Natie in het gemeen, en de uitstekenden onder hen in het bijzonder, thans behandeld worden, en over de laatste Koninklijke besluiten betrekkelijk de Scholen. Van welken goeden gevolge dit dan ook bij de Natie geweest zij, wordt niet vergeten; en,