| |
Waarheid in liefde; of Brieven over het Katholicismus en Protestantismus; door Dr. J.H. Jung, genaamd Stilling, Groothertoglijk' Badensch' Geheim' Hofraad. Uit het Hoogduitsch. Te Amsterdam, bij J.C. Sepp en Zoon. 1818. In gr. 8vo. XIV en 375 Bl. f 2-18-:
Over onderwerpen, die aan de orde van den dag zijn, krijgt het publiek altijd veel te lezen; en dat is ook zeer goed. Ondertusschen is het dan ook altijd wenschelijk, onder dat vele één werk te ontvangen, hetwelk klassiek mag heeten, en zoo veel mogelijk alles in ééns geeft. - Zoodanig een in onze dagen veel behandeld onderwerp is de strijd tusschen Katholicismus en Protestantismus, en een klassiek werk over dit onderwerp is het onderhavige, zoo wel uit hoofde van
| |
| |
deszelfs volledigheid, als ook omdat de personen, tusschen wien deze briefwisseling voorvalt, beiden achtingwaardig en mannen van naam zijn.
De Hoogleeraar sulzer, te Konstans, een vroom, regtschapen en geleerd man, en ten aanzien van zijn beroep geen Geestelijke, zoo min als stilling, had, eenige jaren vóór de uitgave dezer brieven, aan den laatsten eene liefdevolle en waarheidzoekende briefwisseling voorgeslagen over Katholicismus en Protestantismus; en deze wilde zich daaraan niet onttrekken. Na verloop van eenigen tijd openbaarde sulzer zijnen wensch, dat die correspondentie openlijk in druk mogt geschieden; ook hierin stemde stilling toe, en wij hebben nu de antwoorden op elk der brieven van sulzer, waarin telkens een bijzonder punt onderzocht wordt, voor ons; wordende de summiere inhoud der laatsten daarbij tevens opgegeven.
Het was stilling, bij 't ontvangen van sulzer's werk, getiteld: Waarheid in liefde, (desgelijks het opschrift der brieven van laatstgenoemden) gegaan gelijk ons: hij had nu ook inderdaad waarheid in liefde van eenen man als sulzer verwacht; maar had gevonden, ‘in eenen bestraffenden en verwijtgevenden preektoon, eene verdediging van den ouden Roomschkatholijken Monnikengodsdienst, voorzien van al deszelfs voorlang wederlegde bewijzen.’ De Protestanten werden in dezelve behandeld, ‘zoo als een te vuurvol ijverend Dorppredikant zijne boeren van den kansel hekelt, en hun de hel heet maakt.’ Het komt er dan bij stilling ook somtijds toe, gelijk hij zelf bekent, om de waarheid in liefde ter beantwoording voor te dragen; evenwel hij houdt toch daarin vol; en dat dit bijvoegsel, in liefde, en het, lieve sulzer! in stilling's mond, geen ijdele klank of zoogenoemde Jezuitenstreek is, is uit geheel den toon dezer brieven volkomen blijkbaar.
Stilling zelf geeft voor deze brieven een dubbel voorberigt; het eerste aan het eerwaardige Katholieke,
| |
| |
en het andere aan het evenzeer vereerenswaardige Protestantsche Publiek geschreven. In beide, gelijk overal in dit werk, spreekt de echt verdraagzame, verstandige, gemoedelijke Protestant, die, alhoewel hem de titel van de onfeilbare, alleenzaligmakende R.K. Kerk, en van de eeuwig verdoemde ketters, de Protestanten, zeer tegen de borst stuit, echter hartelijk eene eindelijke vereeniging van Roomschen en Protestanten hoopt, en dezelve niet alleen voor mogelijk houdt, maar als reeds werkelijk daar zijnde gelooft tusschen een aantal verlichte en opregt Christelijk gezinde mannen in beide die afdeelingen van het eene, helaas uitwendig nog zoo gescheurde en verdeelde, Christendom. - Hij voorziet eene zoodanige ook uitwendige vereeniging. (Zij is echter, naar ons gevoelen, nog ver af, immers hier te lande; en is het hier te lande nog wel het ergste?) Hij voorziet daarbij scheuring, liever afscheiding, van zoo vele Neologen, die men vindt bij de beide groote afdeelingen der Kerk; ook de Katholieke kerk heeft eene groote menigte Socinianen, Deïsten, Naturalisten en Atheïsten. Zal echter tusschen Roomsch en Protestantsch de gewenschte vereeniging plaats hebben, dan zal toch wel de Roomschgezinde het oppermagtige, onfeilbare, alleenzaligmakende, en wat niet al meer! blijkens deze brieven, moeten opgeven; want daarmede vereenigt zich nimmer een stilling; en hoe menig opregt en gemoedelijk Christen is te dezen aanzien nog zoo verlicht en verdraagzaam niet, als de waardige jung-stilling was!
Het antwoord van stilling op den eersten brief van sulzer handelt over de Christelijke broederschap, en over den algemeenen inhoud van Jezus leer. - In zijnen tweeden had sulzer zijn medelijden met de Protestanten betuigd, en dat dit de aanleidende oorzaak was geweest tot de aangebodene briefwisseling. - In het antwoord op den derden brief, waarin sulzer zijne onderneming verdedigd had, toont zich stilling afkeerig van ieder gezag, behalve dat van Jezus
| |
| |
en de Apostelen; maar in de voorrede komt hij toch uit als een voorstander der formulieren, hetgeen, hoe men het ook beschouwe, tegenstrijdig is. Bl. 14, 15 geeft stilling eene juiste definitie van de proselytenmakerij. - In den vierden brief was sulzer der hoofdzake nader gekomen, en had gehandeld over het groote punt: de wijze van bestuur, op welke de leer van Jezus aan de menschen op aarde behoorde te worden medegedeeld. De Heer sulzer blijkt hier, geenerlei denkbeeld van den geest des Godsdiensts, of van de regte wijze van voortplanting deszelven, te hebben, en wordt door stilling, stap voor stap, voldoend beantwoord: een lang, maar ten uiterste belangrijk, antwoord, omdat ongenoegzaamheid des Bijbels, apostolische opvolging en soortgelijke hoofdzaken hier ter sprake komen, en met alle bedaarde naauwkeurigheid worden onderzocht. - Het antwoord op den vijfden brief handelt over het Leeraarsambt, over den beslissenden regter in geloofszaken, en over het ware geloof aan Jezus Christus. De bepaling van het geloofsonderwijs, door stilling bl. 64 gegeven, is te schraal; want tot hetzelve behoort ook de openbaring van die waarheden, die voor het menschelijk verstand in zeker opzigt verborgenheden zijn. Bl. 82 is onfeilbaarheid eene leelijke drukfout. Maar eene schoone, teregtwijzende ontvouwing vinden wij hier, aangaande de, zoo hoog geroemde, eenheid in de R. kerk. Ten aanzien van het door stilling beweerde, bl. 88, 89, moeten wij aanmerken, dat de R. kerk ook hare zendelingen gehad heeft, inzonderheid in de Jezuiten, en ook wel degelijk het hooren als middel ter bevordering van 't geloof noodzakelijk keurt. Bl. 95. een treffend woord over de dweeperijen. - De zesde brief beantwoordt sulzer's gestelde ter verdediging der R. kerk en harer onfeilbaarheid. - De zevende handelt over het
bepalen van geloofsartikelen. Bl. 121. merkwaardige woorden van pelagius II, aangaande de aanneming van den titel: algemeene Patriarch. - De achtste brief loopt
| |
| |
over het verbod van het Bijbellezen, en over de katholieke Hierarchie, of kerkelijke heerschappij. Bl. 177, 178 verklaart stilling, dat, wanneer de Paussen met hunne kerkelijke vergaderingen altoos bij de ware en eenvoudige leer onzes Heeren waren gebleven, men zeer wel eenen algemeenen Opperpriester had kunnen dulden, en dat zulk een apostolisch man, die de geheele Christenheid met zegen en vrede vervulde, ook wel waardig zoude geweest zijn, dat men hem de voeten kuste. Zoo zeer, echter, stilling in het afgetrokkene, en ten aanzien van hetgene zulk een man wel waardig zoude geweest zijn, moge gelijk hebben, zoo zoude toch in de praktijk een algemeene Opperpriester, wien men de voeten kuste, altijd volstrekt strijdig tegen het Christendom geweest zijn. - De negende brief heeft de overleveringen ten onderwerp. Bl. 185: naar de instelling van Christus, zijn allen priesters. Bl. 186 spreekt stilling zeer liberaal over den kinderdoop, en erkent, dat de eerste Christenen daaromtrent willekeurig handelden. - In den tienden brief, den tienden van sulzer beantwoordende, handelt stilling over het onderwijs, de gevoelens of stellingen en de overleveringen der R. kerk, die tegen het woord Gods aanloopen, als: hierarchie, (doch waarover reeds gehandeld is) transsubstantiatie, aanbidding der hostie, of de verandering der hostie in het ligchaam van Christus, de mis, de oorbiecht, de vereering en aanbidding der Heiligen met derzelver beelden, het coelibaat, of de ongehuwde staat der geestelijken, en het voorgewende katholieke geloofsartikel, dat buiten deze kerk geen heil te vinden is. De omschrijving van het H. Avondmaal, bl. 216, is vollediger dan die bl. 205. - De elfde brief is eene voortzetting van den tienden, en handelt over de uitdrukkingen: alleenzaligmakende Kerk en Godsdienst; en buiten die Kerk geen heil! Wij kunnen (dat wij dit bij deze
gelegenheid nog eens herinneren) de erkentenis van het gezag des Bijbels, als het eenigste voor ons geloof
| |
| |
geldende, niet rijmen met het stellen van geloofsformulieren naast den Bijbel; en dit doet toch wederom, bl. 261, de man, die bl. 186 van den kinderdoop liberaler spreekt dan zijn Heidelbergsche Katechismus, en die bl. 269 zegt, dat de geheele Gereformeerde kerk thans het gevoelen van arminius is toegedaan, waarin de Lutersche reeds van den beginne af aan stond. - De twaalfde brief handelt over de beste kerk, en over het separatismus. In denzelven wordt de gelijkenis van het onkruid onder de tarwe uitmuntend toegepast op het gedrag, omtrent ketters te houden, maar door de R. kerk niet gehouden. Bl. 285 zouden wij - de vraag is daar over de ceremoniën bij den godsdienst - ook dit hebben bijgebragt, dat godsdienstig gevoel zoo ligt met fijne zinnelijkheid ineensmelt en deze voor gene wordt genomen, en het ook daarom niet goed is, den openbaren eerdienst te zeer met uitwendigheden te overladen, dewijl daarbij groot gevaar is, dat het nadenken verzuimd worde. - De dertiende brief handelt over het Protestantismus, en over door sulzer geopperde bedenkingen omtrent hetzelve en deszelfs waarschijnlijke gevolgen. Een waarachtig gemoedelijk woord, over sulzer's geenszins opregte handelwijze in 't kiezen van rousseau ten beoordeelaar van het Protestantismus, opent dezen brief. Voorts worden rousseau's stellingen aangaande hetzelve onderzocht. Bl. 301 is kalvijn's gevoelen over het Avondmaal niet ten volle juist voorgesteld. Deze hervormer was nog al voor een ‘genieten van Christus ligchaam en bloed’ in 't Avondmaal, schoon door middel van den geest door 't geloof. Wie brood en wijn voornamelijk voor teekenen hield, was zwinglius, en tusschen dezen en luther bestond ook eigenlijk het geschil over het Avondmaal. - De laatste brief handelt
over de geschiedenis van het Protestantismus. - Eindelijk volgen er nog eenige ophelderingen, aanteekeningen en bewijzen.
Men moge den zaligen stilling al eens, als niet
| |
| |
vrij van dweeperij, beschouwd hebben; dat hij logisch redeneerde, dat hij kundigheden en bedaardheid des gemoeds bezat, zullen deze brieven ten klaarste bewijzen. - Wie in liefde de waarheid wil zien handhaven en dat insgelijks leeren doen, in 't algemeen wien het om waarheid te doen is, Protestant of Katholiek, hij leze deze brieven, en zal genoeg hebben, om over Protestantismus en Katholicismus met juistheid te oordeelen.
|
|