schrevene leerredenen, met vrijheid, daarvan gebruik te maken naar goedvinden. Deze nu, twaalf in getal, ontvangt het publiek hier.
Geen wonder, dat lobrij vele vrienden had, die, ook na zijnen dood, zich aan zijnen arbeid wilden verkwikken. Wij hebben hem nimmer anders dan bij geruchte gekend, maar ook langs dezen weg genoeg, om te weten, dat hij een sieraad was van den geestelijken stand en de Hervormde kerk.
Wij waren derhalve zeer verblijd, dat de Eerw. krom ons, in het voorberigt, iets naders over den zaligen lobrij mededeelde, en inzonderheid datgeen, waaraan, bij het verslag aangaande belangrijke menschen, zoo weinig gedacht wordt; namelijk iets over zijnen inwendigen mensch, hetgeen ons hier op eene zeer naïve wijze gegeven wordt, en ook alzoo gegeven konde worden door den vriend, die hem zoo van nabij kende. Voor jongere ambtgenooten halen wij uit dat voorberigt aan, dat lobrij, na jaren lang op schets te hebben gepredikt, en zulks, naar getuigenis van krom, die het hem meermalen hoorde doen, meesterlijk, dit naderhand in zichzelven hoogelijk afkeurde, en het ieder' jong' mensch ontraadde, uit hoofde dat men, op deze wijze eenige toejuiching inoogstende, deze het al verleidelijker maakt, en hoe langer zoo luchtiger over het werk leert heenloopen.
Wat nu de preken zelve aangaat, zoo vinden wij door dezelve bevestigd, wat krom, in het voorberigt, zegt, aangaande den altijd logisch rigtigen en ordelijken denktrant van lobrij, maar ook aangaande deszelfs aanleg tot mathematische droogheid, die, echter, door krom werd verholpen. Zij zijn doorgaans kort, alle tot in de kleinste bijzonderheden scherp geschetst, zoo zelfs, dat dit wel wat in het snipperige valt, en veroorzaakt, dat de uitwerking van aangeduide punten menigmaal slechts eenige, zeer weinige, regelen kan uitmaken. Heeft lobrij, gelijk het ons eenigzins toescheen, willen werken in de manier van