Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1819

[p. 167]

Leven en Bedrijven van eenigen der beruchtste Straat- en Zeeroovers in Grootbrittannien. Door Kapitein Charles Johnson. Naar de Hoogduitsche vertaling uit het Engelsch. Te Dordrecht, bij Blussé en van Braam. 1818. In kl. 8vo. XX en 238 Bl. f. 1-16-:

Het schrijven en vertalen van zulk een boek, als het hier aangekondigde, verraadt, om niets ergers te zeggen, een' hoogen graad van zedelijken wansmaak. Dat men, terstond nadat een befaamde schurk door het zwaard der geregtigheid gevallen is, als elk vol is van afgrijzen over zijne wanbedrijven, en als zijne teregtstelling diepen indruk gemaakt heeft, aan de nieuwsgierigheid van het publiek, hetwelk dan gaarne eenig berigt, waarop men staat kan maken, wegens hem ontvangt, voldoet, - wie zal het wraken, indien het met een goed oogmerk geschiede? Wie zal het integendeel niet prijzen, wanneer de berigtschrijver zich alsdan van de gelegenheid, om nut te stichten, alzoo weet te bedienen, als een scharp, vóór eenige jaren, omtrent eenen meijer? Maar een gansch boekdeel uit te geven met levens en bedrijven van schelmen, wier namen voorlang in de verachtelijke vergetelheid, welke zij verdienden, verzonken lagen, en die zich, in een vreemd land, vóór meer dan honderd jaren, aan roof, moord, verwoesting, sommigen zelfs aan misdaden, waaraan men naauwelijks durft denken, schuldig maakten, en daarvoor meestal de doodstraf ondergingen, - welke nuttigheid kan dat hebben? - Volgens de voorberigten des Hoogen Nederduitschen Vertalers, is het doel, beklag te verwekken, dat de misdadigers hunne uitmuntende begaafdheden niet tot welzijn der maatschappij, in plaats van tot derzelver bederf, hebben aangewend, en, door het lezen van derzelver misdrijven en de daarop gevolgde straffen, afschrik tegen dezelven in te boezemen. Maar, mijne Heeren! tot dat beklag wekken ons elke geschiedenis en de gebeurtenissen van den dag zoo overvloedig op, dat wij daartoe waarlijk uwe verhalen, die er bovendien nog zeer slecht toe zijn ingerigt, niet behoeven. En, wat den afschrik betreft, dien gij wilt inboezemen: het doet ons leed, hieruit te ontdekken, dat gij u geene hoogere soort van lezers hebt voorgesteld, dan zul-

[p. 168]

ken, die het kwade schuwen, uit vrees voor straf: (waarlijk een publiek, u volkomen waardig!) want, die het kwade haten, uit liefde tot de deugd, dien behoeft zulk een afschrik niet ingeboezemd te worden. En de wijze van voordragt van uw boek is dan regt wonderlijk gekozen, om uw voorgewend doel te bereiken! - Het is waar, gruwelen, onmenschelijkheden, beestachtigheden, op het enkel hooren van welke een regtschapen hart beeft, worden er, onder eene menigte van andere, ook afschuwelijke misdaden, doch die men, omdat zij gemeener zijn, met minder afgrijzen kan lezen, in grooten getale in gevonden; maar de koele verhaaltoon, op verre de meeste plaatsen, is bij het publiek, waarvoor gij eigenlijk wildet arbeiden, niet geschikt, om merkelijken indruk te maken, en de moeite, welke zich de verhaler geeft, om zijne levensschetsen (zoo als gij zegt u daarmede te vleijen) met eenig genoegen te doen lezen, - om ettelijken zijner schavuiten, als mannen van schrander vernuft, beschaafde opvoeding en verfijnde wellevendheid, die, zelfs bij het plegen van hun misdrijf, eene soort van achting wisten in te boezemen, te doen voorkomen, en om daartoe vele hunner schurkenstukken op eene kluchtige wijze te vertellen, en daarbij ook hunne galante avonturen niet te vergeten, - deze moeite, mijne Heeren! (indien gij het niet weet) is meer dan al te voldoende, om alle goede vrucht, welke het lezen van uw boek immer in staat geweest mogt zijn voort te brengen, te verstikken en te dooden; en, bij een beter publiek en eerlijke Recensenten, kan deszelfs uitgaaf niet dan verontwaardiging verwekken.

Wij twijfelen niet, of deze vertaling is eene van die, waarvan wij eens den Chef van eene onzer uitgebreidste Overzetting-fabrijken hoorden zwetsen, dat hij die, van tijd tot tijd, den een' of anderen Boekverkooper, (dewijl die Heeren niet altijd alles lezen kunnen, wat zij uitgeven) op zijn bij denzelven gevestigd crediet, wist in handen te spelen. Zonder zulke onderstelling toch zouden wij, die doorheen niet dan goede, dikwijls voortreffelijke, werken van deze drukpers zien komen, in vermoeden geraken, dat de titel liegt.