slotte worden eenige gevolgen of leeringen uit de beschouwing der Kerkelijke Geschiedenis getrokken, welke wij, om derzelver belangrijkheid in onze dagen, kortelijk, en tot eene proeve uit dit werk, willen opgeven.
1. In het midden der godsdienstige verschillen behoort men de menschlievendheid uit te oefenen. De historie leert ons, immers, hoe nadeelig en schandelijk de uitwerkingen zijn van twisten, zonder menschlievendheid gevoerd.
2. Die genen, die omtrent vele leerstukken verschillend denken, kunnen het omtrent deugd en godsvrucht volkomen eens zijn. De geschiedenis, toch, der godsdienstige verschillen leert, dat men wel eens, als de slechtste der ketters, menschen heeft gebrandmerkt, die, hoezeer zij in sommige stukken grovelijk dwaalden, in deugd, echter, en godsvrucht boven hunne regtzinnige beschuldigers uitmunteden.
3. Wijze mannen kunnen verscheidene en voortreffelijke vruchten opzamelen uit de schriften zelfs der bestrijders van de Christelijke leer, welke, vooral, gelegenheid geven, om de fouten beter in te zien en te verbeteren, die men begaat in de behandeling van zaken, tot den Godsdienst betrekkelijk.
4. Hoezeer ook de Godsdienstleer groote vorderingen in volmaaktheid moge gemaakt hebben, blijven er, echter, niet weinig menschelijke uitvindingen over, die van den Godsdienst beter afgescheiden waren. Het bederf in de leer is uit menschelijke bijvoegsels ontsproten. Deze leer tot hare oorspronkelijke eenvoudigheid meer en meer terug te brengen, is een werk, aan de beminnaars van den Godsdienst, en vooral aan deszelfs Leeraars, opgelegd.
5. De Christelijke Godsdienst heeft ontelbare en zeer groote weldaden aangebragt; zoo als de verlichting van het verstand over allerbelangrijkste zaken, de verbetering der zedekunde, meerdere reinheid in de zeden,