zich aan, in het opgegevene werk, een man, die den adeldom van zijne geboorte door het opgeklaardst verstand en het edelst hart versiert; die, van zijnen vroegen leeftijd af, zich in de Bijbelkennis geoefend heeft; en die nog in zijnen vergevorderden ouderdom eene jeugdige kracht van geest bezit, en dezelve paart met eene onverzadelijke zucht, om anderen nuttig te zijn: een man, wiens grootste lust altijd was, den weg te bewandelen, welken hij anderen aanbeveelt, en die, al deszelfs paden kennende, hun het resultaat zijner langdurige onderzoekingen opgeeft, over de wijze, om hunne godsdienstige wandeling met de beste orde en het grootste nut in te rigten: een man, eindelijk, wiens scherpziend oog, door eene gezonde wijsgeerte verlicht en versterkt, al het merkwaardigste, het schoone, het voortreffelijke der verschillende voorwerpen, die hij op den weg ontmoet heeft, aan anderen begeert te doen gadeslaan, opdat ook zij het opmerken en gevoelen, tot eer van God, en ter bevordering van hunne eigene volmaaktheid en van hun wezenlijk heil. - Wat de achtingwaardige grijsaard in zijne beschrevene wandeling voorhebbe, geeft hij kortelijk op in den titel van zijn werk, en uitvoeriger in zijne voorrede: en wanneer men deze beschrijving aandachtig leest, zal men hem gaarne tot leidsman willen nemen, en op vele plaatsen van dien langen weg, onder zijn geleide, met groot genoegen, als bij een' Goddelijken lusthof, stilstaan en uitrusten, tot vermeerdering van grondige kennis voor het verstand en van ware stichting voor het hart. - Misschien, zegt hij aan zijne lezers, bij het slot zijner voorrede, en, als 't ware, een aandoenlijk en zegenend afscheid van hen nemende, misschien is dit het laatste, dat ik mij tot u wende. Hieruit zouden wij mogen opmaken, dat de werkzame man zijne vruchtbare pen nog meer ten nutte van zijne medemenschen wil gebruiken, indien God hem nog langer in het leven en in
het volle genot van zijne uitstekende