der aanmerkelijke verdienste. De vlijtige Auteur verdient, van dien kant, allen dank en lof. En de man toont, zelf heel wel te weten, dat de verschheid der gebeurtenissen niet veel meer dan de opzameling van bouwstoffen toelaat. Dit, echter, belet niet, dat een schrijver, een verhaler, altijd naar verband, naar eenheid en natuurlijken zamenhang der vermelde dingen staat, en de gapingen, te dezen opzigte door gebrek of onzekerheid der berigten achtergelaten, met eigene gissingen en theorien zoekt aan te vullen. Dit is ook bruining's geval; en wel te meer, omdat ieder stukje toch eere inleiding vordert, die veelal strekt, om ons, reeds bij voorraad, op des Schrijvers standpunt te plaatsen. Dan, of de lezer hier altijd even zeer zal te vreden, en met bruining van één gevoelen zijn, daaraan twijfelen wij. Over het geheel vinden wij iets onaangenaams in 's mans wijze van redeneren, daaruit welligt ontstaande, dat dezelve veel vreends op eenen zeer stelligen toon mededeelt, en zich, bij elke mogelijke gelegenheid, op eigene, zelden op andere, geschriften beroept, of dezelven aanhaalt. Een man, die zoo geheel in den kring zijner eigene begrippen leeft en zweeft, en ons, als met eene meesterachtige houding, gebiedt, denzelven binnen te treden, moet een ware toovenaar zijn, en ons door zijne welsprekendheid bezweren, door de kracht van zijnen geest onwederstandelijk medeslepen, of wij gevoelen ons, integendeel, afgeschrikt en teruggestooten. Wij durven den, waarlijk geleerden, en somtijds gelukkig originelen, Schrijver wel aanraden, zijn geliefde wij een weinig meer op den achtergrond of in de
schaduw te plaatsen, en, zich enkel bij het behandelde bepalende, wat minder te trachten, het gestelde als een' wel passenden schalm in de geheele keten zijner werken te doen voorkomen. Het: tempora mutantur, et nos mutamur in illis, is toch al zeer algemeen, tot zekere hoogte, toepasselijk; en het gaat dikwijls al vrij moeijelijk, onze denkbeelden, zoo als die voor jaren, vóór belangrijke en onverwachte uitkomsten, zijn geweest, met de lateren juist te doen rijmen. Bruining mag zeggen wat hij wil, de wereld zal rastopchin altijd blijven danken, dat hij napoleon het verblijf in Rusland onmogelijk maakte. Zijn oogmerk zij zoo vroom als het wil, in louter staat- en krijgskundige stukken zal zij den bijnaam van Jakobijnsgezinden Atheïst steeds on-