veel gelds daarmede, doch eindelijk stierf hij aan deze broodwinning, vermits de beweging van het hart niet weder wilde terug keeren.’
Zoo verhaalt hij ook van ‘eenen Geestelijken, die zijne innerlijke bewegingen en de verrigtingen zijner uiterlijke zintuigen zoo kon doen ophouden, dat hij volkomen dood scheen te zijn. Men kon hem alsdan knijpen, steken, en zelfs branden, zonder dat de minste beweging zijns ligchaams daarop volgde. Buitendien kon men ook niet het minste teeken van ademhaling bij hem bespeuren. Als hij naderhand weder tot zich zelven kwam, verhaalde hij, dat hij niets anders gevoeld had, dan dat hij de lieden, die heel hard gesproken hadden, als in de verte had hooren spreken.’