den bovenkant geheel zwart, maar ter zijden en van onderen ringswijze gebandeerd. Tusschen het aarsgat en de teeldeelen, vindt men, bij het mannetje zoowel als bij het wijfje, eene lange spleet, zijnde de opening eener holte, welke van binnen met kort haar bezet is, en de toegang is tot twee gaten of beurzen, zijnde dit de eigenlijke bewaarplaats van het Civet.
Van aard is de Civetkat woest, wild, en verslindend; zij leeft van de jagt, en betrapt kleiner gedierte en vogelen, en bij gebrek van dezen, geneert zij zich met vruchten, ja somtijds, dezen niet kunnende bekomen, voedt zij zich met kruiden. Niettegenstaande haar ligchaam lomp is en log schijnt, is zij echter vlug en rad, en springt gelijk de katten, kunnende in het loopen tegen een' hond het uithouden; des nachts blinken hare oogen, en het is niet onwaarschijnlijk, dat zij, even als de katten, in het donker zien kan. Onaangezien de woestheid van het dier, kan men het echter temmen en aan het huisselijk leven gewennen, zelfs zoodanig, dat men er als eene kat of eenen hond mede spelen kan; evenwel is zij niet te betrouwen, en haar beet is zeer gevaarlijk.
De Civetkat wordt in verscheidene landschappen van Afrika gevonden; zij woont echter ook in Kairo, alsmede in China, en meer andere gedeelten van Azië. Zij graaft, tot haar verblijf, holen in den grond, en zij telen menigvuldig voort, ter plaatse, waar zij natuurlijk t'huis behooren. Osschoon zij in andere landen kunnen leven, en het Civet, even als op hunne natuurlijke geboorteplaats, mededeelen, houdt echter de voorttelingskracht op, zoodra zij in gematigder luchtstreken komen. In Afrika worden deze dieren in vallen of strikken gevangen, en alsdan in ijzeren kooijen bewaard. Veel worden zij naar Holland overgevoerd, alwaar zij voornamelijk door Joden onderhouden worden, die den kost winnen met het Civet er af te halen. Deze dieren kosten veel van onderhoud, dewijl zij met melk en eijeren gevoed worden; doch hierdoor is het Civet ook veel witter en van grooter waarde, dan hetgeen uit de warme gewesten komt, alwaar zij voornamelijk van vleeschroof leven.
Verscheidene Reizigers beschrijven ons de manier,