eene heilzame verstrooijing, en eindelijk zegepraalde de koele rede op de overspannene dweeperij. Zij had zich zelve overtuigd, dat de rijke erfgenaam des Graven arthur nimmer haar echtgenoot konde worden, zij besloot, hem te vergeten, en zij werd van toen af veel bedaarder, veel kalmer.
Op het eiland, hetwelk zij thans bewoonde, leefde oscar, een herder, die heinde en ver als de eerste harpenaar van Schotland beroemd was. Een mannelijk-schoon en moedig jongeling, van eene levendige en vurige verbeeldingskracht, de lieveling des volks en het wonder van de hem met verbazing aanstarende menigte, zoo dikwerf hij zijn gevoel in de smeltende toonen van zijn snarengespel in verhevene of roerende gezangen uitademde.
Als toonkunstenaar overtrof hij al zijne tijdgenooten; doch een gedeelte van zijnen roem had hij aan zijne harp te danken. Zij was een onschatbaar erfstuk van een' zijner voorvaderen, eenen edelen bard, en vruchteloos hadden alle kunstenaars beproefd, eene betere, of zelfs eene soortgelijke, te vervaardigen.
Hij zag colma, hare schoonheid, hare bevalligheid, hare onschuld, hare kinderlijke bezorgdheid voor haren vader, hare huishoudelijkheid en haar teeder, gevoelvol hart. Geen wonder, dat hij voor zulk eenen engel in liefde ontvlamde. - Zij luisterde gaarne naar zijne gezangen en de toonen zijner harp, en nooit zong hij schooner gezangen, dan wanneer colma zijne toehoordster was. Als met eenen verheven dichterlijken geest bezield, zong hij dan het huwelijksgeluk, de zaligheid, die eenstemmige harten gevoelen, de vreugde, die gelukkige ouders smaken, de stille genoegens, welke het huisselijke geluk den mensch bereidt, en op deze wijze onthulde hij haar den heimelijken wensch van zijn minnend hart.
Zoete gewaarwordingen ontkiemden dan in haren boezem, en haar, in zachte tranen zwemmend, oog verried hem, dat zij hem verstond.
Twee jaren waren verloopen: zijn hartstogt nam met ieder uur toe, en eindelijk waagde hij, om hare hand te verzoeken. De vader begunstigde den zanger; want deze bezat een aardig sommetje gelds, was algemeen bemind en geëerd, en stond bij ieder als een braaf en dengdzaam jongeling bekend.