Herders en krijgsleven der Tartaren en Turken.
De Turken en de Tartaren zijn afstammelingen der aloude Scythen, zoo vermaard in de Geschiedenissen, en hebben derzelver woesten aard, en onbeschaafde en wilde levenswijze gedeeltelijk behouden. Die Scythen waren meestal herdersvolken. Hun herdersleven was de naaste voorbereiding tot het krijgsleven: want altijd bevonden zij zich in het veld, waren altijd zwervende, altijd te paard, of op wagens, die, gedurende den nacht, met eene ligte tent overdekt waren; met geene andere toerusting zich belastende dan met het noodzakelijke; een sober leven leidende, en tot spijze zich met het voedsel vergenoegende, hetwelk zich als van zelf aanbood, boomvruchten, melk, bloed, of het vleesch hunner paarden. Indien deze levenswijze hun niet de verkwikkingen des levens bezorgde, dezelve onthief hen althans van de zorgen, die daarmede gepaard gaan. Huisgeraden, tot gerijf dienende, behoefden zij niet, zoo min als tot sieraad hunner woningen, naardien zij in hunne wagens sliepen of op vloerkleeden, langs den grond gespreid. Diezelfde vloerkleeden verstrekten hun tot stoelen en tafels. Eenige kannen en aarden potten waren al hun keukengereedschap. Ligt valt het te denken, dat zoodanige menschen van lezen noch schrijven werk maakten. Indien evenwel de nood hen drong, schrijvers onder hen te hebben, bekwaam tot het stellen van lijsten en registers van hunne namen, familien, natiën, kudden, woningen en weiden, dan dienden hun de bladen of de schorsen van boomen voor papier, de punt van een mes, of van een' pijl, of een harde en scherpe doren voor eene pen, en hunne linkerhand voor eene tafel, om er met