Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1811
(1811)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEigenschappen van den muskus.Deze zelfstandigheid verkrijgt men uit eenen buidel, die bij den navel van het mannelijke muskusdier (Moschus Moschiferus, L.) geplaatst is. Dit dier bewoont de wilde, boschrijke en rotsachtige streken van het middelste en koudste gedeelte van Azië, namelijk de hooge bergketens van Thibet, en de geheele keten van het Altaische gebergte. In de warmere deelen van Azië vindt men het op de hoogste, met sneeuw bedekte bergtoppen, meer noordwaarts, evenwel, in lage, rotsachtige streken. Dit dier heeft veel overeenkomst met eene Rhee, met dat onderscheid evenwel, dat het twee groote vooruit stekende tanden heeft, en ongeveer 3 voeten lang is. Het mannetje is iets grooter dan het wijfje en heeft onder de navelstreek voor het mannelijk lid eenen buidel, die het wijfje niet heeft, en waarin de muskus bevat is, die een der krachtigste geneesmiddelen is, en om deszelfs reuk ook zeer als reukwerk geschat wordt. Deze buidel, welken men bij geen bekend herkaauwend dier, behalve bij eene soort van Antilopen, aantrest, is om zijne gedaante zeer merkwaardig. Hij bestaat uit vliezen, die inwendig in onregelmatige cellen verdeeld zijn en heeft aan de punt twee kleine openingen, waarvan de eene naar het midden, de andere evenwel tegenover de voorhuid zich bevindt. In de nabijheid dezer openingen bevinden zich klieren, en iets klierachtigs roodachtig vleesch. Bij de jonge dieren is hij hol, bij de manbaren evenwel met muskus gevuld. De reuk van den in den buidel zich bevindenden muskus is bij alle dieren niet dezelfde, hetwelk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 591]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarschijnlijk van het verschillende verblijf dezer dieren en van het aldaar zich bevindende voedsel afkomstig is. In Siberië en aan de Chinesche grenzen heeft de muskus eenen gemengden, met het bevergeil overeenkomenden reuk, daarentegen is de reuk van den Thibetschen zuiverder, doordringender en sterker, en deze alleen moet ten geneeskundige gebruike aangewend worden. De eerste, die in den handel onder den naam van Siberischen of Russischen muskus (Muscus moscoviticus seu cabardinus) voorkomt, onderscheidt zich niet alleen door den reuk, maar hij komt ook in buidels voor, die met witte haren bezet zijn, daarentegen de Thibetsche Muskus (Moschus orientalis seu Tunquinensis) in buidels zich bevindt, die met bruine, korte en weinige haren bezet zijn. Op de Siberische gebergten leeft het muskusdier van dennen, ollanders en andere bergplanten, daarentegen op de bergen van Thibet vindt het meer specerijachtige planten tot voedsel, welke verschillende voedsels wel den grootsten invloed op de verscheidenheid van den muskus hebben. De muskusbuidel is, om deszelfs hoogen prijs, aan zeer vele vervalschingen onderworpen; dikwijls brengt men kunstige mengsels in den buidel. Men moet daarom naauwkeurig onderzoeken of de buidel heel zij, dan of hij uit tezamengelijmde stukken besta, of eenen naad hebbe. Dikwijls worden ook door eene kleine opening looden hagel in den buidel gebragt, en daardoor op eene bedriegelijke wijze deszelfs gewigt vermeerderd. De buiten den buidel zich bevindende, en in den handel voorkomende muskus (Moschus ex vesicis) mag geen regtschapen Apotheker koopen, want het is blijkbaar een nagemaakt zamenstel. De echte muskus mag niets zandigs bezitten, moet eene matig vaste, korrelige, bruine massa daarstellen, die door het wrijven met een' mes glad wordt, een buitengewoon doordringenden reuk en smaak bezit, in het vuur week wordt, en eene ligte assche nalaat. Te voren hield men den muskus voor onecht, als hij eenen ammoniakalischen reuk op zich zelven, of als hij met potasch gewreven werd, van zich verspreidde, doch na de voortreffelijke onderzoeking van den Heer thieman is dit kenteeken valsch: want de beste muskus wasemt ammoniak uit. Aan denzelfden Scheikundige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 592]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn wij de verdiensten verschuldigd, dat hij ons met eene ontleding (Analysis) niet alleen van den echt Tunkinschen, maar ook van den Cabardijnschen of Siberischen muskus beschonken heeft, waardoor wij in staat gesteld worden, beide soorten genoegzaam van malkanderen te onderscheiden, en derzelver vervalschingen te ontdekken. De resultaten dezer onderzoekingen komen hierop neder.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 593]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Heer bucholz, die deze proeven herhaalde, vond, dat de zijne daarmede overeen kwamen; intusschen bemerkte hij, dat de ammoniaklucht vooral bij den verschen muskus plaats heeft. Het bewaren van den muskus geschiedt het beste in deszelfs buidels, die men in een suikerglas legt, hetwelk men met eene blaas toebindt, en op eene koele en drooge plaats bewaartGa naar voetnoot(*). Te geneeskundigen gebruike kan men ook eenige buidels ledig maken en den muskus in een glas doen, hetwelk men toestopt en in eene tinnen bus bewaart. |
|