Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1811(1811)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 576] [p. 576] Geen gierigaard leeft eerlijk. Men twist, of geeraard wel met regt Een eerlijk Christenmensch mag heeten. Hij schijnt, zoo als men schijnbaar zegt, Nog elk het zijne toe te meten. Dan ik geloof nooit, dat een' vrek Regtschapen eerlijk is te schatten: Geen eerlijk burgerlijke trek Kan op zijn hebzieke inborst vatten. En wilt ge een paar bewijzen slechts Uit zijne daagsche handelingen? Zie hem 't gewoon gevoel des regts Naar zijn bekrompen neiging wringen. Op elke reekning, die hij moet Voldoen, hoe lang hij 't op mogt schorten, Zal hij, schoon 't werk op zweet en bloed Bedongen is, de stuivers korten. Of komt het op een almoes aan, En is de gansche buurt genegen Eene eerbre kraamvrouw bij te staan, Half naakt op 't harde stroo gelegen: - Hij weigert. Doch wanneer men hem Met vingers wijst, hoe de oude steven, Die neringloos zit in den klem, Uit deernis wel een' blank dorst geven; Dan schommelt hij zijn zak eens rond, Om van 't verwijt te zijn ontslagen, En, met verwensching in den mond, Een' halven blank nog bij te dragen. Denk, hoe hij met voogdijen leeft, Of geld in de offerkist zal storten. - 'k Wed dat het aan zijn vingers kleeft, Al moet hij wet en eed verkorten. Neen; eerlijk leeft geen Gierigaard, Gelukken slechts zijn list en wenschen, Hij knaagt de brokken onbezwaard Van schattingen aan god en menschen. Vorige Volgende