Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1811
(1811)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 518]
| |||||||||
Over vernis.Door vernis verstaat men een vocht, hetwelk op eene oppervlakte gelegd na het droogen een meer of minder glanzig, het water weerstand biedend overtreksel achterlaat. Men verdeelt de vernissen:
De Olie vernissen bestaan uit drooge, vette olien, welker opdroogende eigenschap men door afkokingen, met of zonder bijvoegsel van goudglid, of andere loodverzuursels, of met wat loodsuiker verhoogen kan. Zelfs kunnen de vette opdroogende Olien enkel door eene volkomene uitdamping der waterachtige deelen tot vernis gebragt worden. Intusschen bevordert men door het bijvoegsel van eene soort van loodverzuursel derzelver opdroogende kracht nog meer, dewijl daardoor de olien eenigzins geoxijdeerd worden. De hoeveelheid van loodverzuursel evenwel, welke men gewoonlijk daartoe aanwendt, is doorgaans te veel. Ik neem ongeveer het zestiende gedeelte van de aantewendene olie, rood loodverzuursel, en damp de olie op een zacht vuur zoo lang uit, tot dat alle waterachtige deelen verloren zijn gegaan, hetwelk men daaraan kent, als een droppel olie, op gloeijende kolen geworpen, terstond zonder eenig geritsel met eene heldere vlam brandt. Het verstaat zich van zelve, dat alle vette olien niet tot vernissen aanwendbaar zijn, maar alleen diegene, welke opdroogen, zoo als b.v. de lijnolie, de notenolie, papaverolie, boekenolie en andere meer. Moeten de vette olievernissen wit uitvallen, dan moet men de olie vooraf bleeken, het welk ligt geschiedt, als men ze in vlakke blikken vaten aan den invloed van het licht en aan de zon blootstelt. Men verbindt de vette olien ook wel met vaste harsachtige zelfstandigheden, en bereidt daaruit, de duurzaamste vernissen, zoo als b.v. het barnsteenvernisGa naar voetnoot(*) het kopalvernis, enz. | |||||||||
[pagina 519]
| |||||||||
De lakvernissen bestaan uit verscheidene harsen, die of in Alkohol, of in eene aetherische olie, b.v. terpentijnolie, opgelost worden. Tot derzelver bereiding heeft men een zeer groot aantal voorschriften. Bij de bereiding komt het alleenlijk hier op aan: 1) dat de optelossene harsen doorgaans droog, zuiver en doorschijnend zijn; 2) dat de alkohol zuiver zij; 3) dat eene behoorlijke evenredigheid van broos en week hars genomen, of de broosheid der hars door een bijvoegsel van terpentijn getemperd worde, en 4) dat, als het oplossingsmiddel eene aetherische olie zij, deze regt zuiver en droog, en alkohol zijnde dezelve goed uitgedampt zij. Bij de bereiding der geestrijke lakvernissen ontmoet men voor het overige geene zwarigheid. Men neme, namelijk, de uitgezochtste harsen, brenge ze tot een grof poeijer, schudt ze in eenen kolf, giete de alkohol daarin en zette en kolf, na dat deze met eene blaas is toegemaakt, op een zacht vuur, schuddende van tijd tot tijd alles wel om. Als de oplossing geschied is, dan late men het stilstaan, op dat de min of meer zich daarin bevindende vereende deelen zich afzonderen, en giete dezelve daarna behoedzaam af. Ter bereiding eener schoone witte lakvernis kan men 8 oncen fijne sanderak en 2 oncen mastik pulveriseren en in 32 oncen alkohol oplossen. Na de oplossing verbinde men daarmede nog 3 oncen zeer zuiveren Venetiaanschen terpentijn, en late alles door van 't vuur te nemen, behoorlijk helder worden. Men verkrijgt op deze wijze een vernis, dat zoo wit en doorschijnend is, dat men hetzelve op alle stoffen gebruiken kan, die hunne eigene kleuren behouden moeten. Een goed bruin lakvernis verkrijgt men, als men 8 oncen doorschijnend tafelschellak pulveriseert, met 32 oncen alkohol oplost en een lood Venetiaanschen terpentijn daarbij voegt. Als men op 8 oncen taselschellak veertig greinen zeer fijn drakenbloed, voorts dertig grein saffraan en 36 oncen alkohol neemt, dan verkrijgt men een schoon gekleurd vernis, dat op gepolijst zilver, koper of tin gebragt, aan hetzelve de schoonste goudkleur mededeelt, en daarom goudvernis genoemd wordt. Een olieachtig lakvernis kan men verkrijgen, als men 4 oncen gepulveriseerd mastik met 12 oncen ter- | |||||||||
[pagina 520]
| |||||||||
pentijnolie zoo lange ontbinden laat, tot dat het volkomen opgelost is. Of men verkrijgt eene beterkoope doch geringere soort, als men 5 deelen wit hars op 8 deelen terpentijnolie oplost. |
|