| |
Over de kruistogten en derzelver invloed op de beschaving.
(Vervolg en Slot van Bladz. 415.)
Schrikkelijk was de alarmkreet, die zich, van Rome, door geheel het Westen verspreidde, toen, op het einde van het jaar 1187, daar de tijding werd aangebragt, dat Jeruzalem, op den 2den dag van Wijnmaand, met de meeste bezittingen der Latijnen, aan de Saracenen was overgegaan, en zij, in het Oosten, niets meer bezaten, dan Antiochië, Tyrus, Tripoli en eenige weinige sterkten. - Clemens III predikte wederom den kruistogt en verpligtte zelfs den Keizer, fredrik barbarossa, die reeds voorheen den ongelukkigen togt met den Keizer coenraad had bijgewoond, het bloedig teeken der kruisvaart aan te nemen. Bij hem voegden zich floris, Graaf van Holland, otto II, Graaf van Gelderland, hendrik II, Koning van Engeland, en philippus, Koning van Frankrijk. - Doch de Keizer, een' weerzin gevoelende, om, ten gevalle van anderen, zijnen zetel te verlaten, stelde, gedurig, onder allerlei voorwendselen, zijne beloste uit, en eerst lang daarna,
| |
| |
werd hij en anderen, door 's Pausen ban verpligt, die hagchelijke reize te ondernemen.
Saladin, loozer Staatsman dan zijne partij zijnde, haalde den Griekschen Keizer in zijne belangen over, bood hem aan, Palestina over te geven, zoo hij zich tegen de Latijnen wilde verzetten; met dat gevolg, dat angelus, even ontrouw, als zijn voorzaat, zijn gegeven woord verbrak, en de gansche kruisvaart niet anders diende, dan om den roem van den Egyptischen Sultan te vermeerderen, eenige gedenkteekenen voor gesneuvelde Vorsten, in de Kerken der Oostersche Christenen, op te rigten en derzelver gebalsemde lijken en dorre beenderen naar Europa terug te voeren.
Wanneer wij nu den uitslag dezer dwaze onderneming beschouwen, en nog een vlugtig oog vestigen op het tijdvak, binnen hetwelk dezelve vruchteloos afliep, hebben wij dan geen regt, om de mate der beschaafdheid van dien tijd daarna af te meten? Immers, daar deze kruisvaarten, sedert het einde der XIde Eeuw, omtrent 200 jaren lang, met een' voorbeeldeloozen ijver en de grootste hardnekkigheid, voortduurden, en die zoogenoemde heilige oorlog, om het bezit van het graf des Verlossers, waarvan geen spoor te vinden was, en dat alleen in de dwaze verbeelding van waanzinnige dweepers bestond, gevoerd werd, zoo verwonderen wij ons met regt, over de bekrompene denkwijze en het bijgeloof, dat toenmaals niet bij de beffe des volks alleen, maar ook bij Vorsten en aanzienlijken zoo eenparig heerschte! Of was het niet eene groote dwaasheid, zich te verbeelden, zijne zonden in Europa, te kunnen achterlaten en voor de poorten van Jeruzalem, den ruimen ingang des hemels te vinden? Was het niet eene dwaasheid, de treurige berigten van ooggetuigen, die vermagerd en verarmd wederkeerden, in twijfel te trekken en de bedriegelijke verzekeringen van hebzuchtige Priesters te gelooven? Was het niet eene dwaasheid, meer de bedreigingen van het Hof van Rome, dan de gevaren te vreezen, welke hen, te water en te land, wachteden? Was het niet eene dwaasheid, Christenen, in een ander werelddeel, ter hulp te snellen en daarvoor zijne haven, zijn goed en, wat dierbaarder dan ons eigen leven is, zijne ga- | |
| |
gade en kinderen te verlaten? - Alleen de onkunde van dien tijd en het gebrek aan behoorlijke beschaving des verstands kan deze tegenstrijdigheid verklaren. Zoo zwerft de woeste bewoner, in de wouden van Amerika, rusteloos om, zonder naar zijne hut meer om te zien, waarin hij geboren werd en opgroeide, wijl hij, alleen op buit verhit, niet geleerd heeft, een vaderlijk erf te bebouwen en zich van zijner handen arbeid te voeden.
Het bijgeloof en de onbeschaafdheid doen alle betrekkingen vergeten, en de teedere aandoeningen van het menschelijk hart, anders zoo vatbaar voor vriendschap en liefde, en zoo gestemd tot rust en vrede, verdooven hem, wien de draden des gevoels ontbreken, om zich aan anderen vast te strengelen. -
Hebben wij, in het eerste deel onzer verhandeling, de beschaafdheid en den zedelijken toestand van ons Vaderland bij het begin der kruistogten beschouwd, in het tweede deel, de kruisvaarten zelven, in haren aard en uitkomst, overwogen, zoo wordt het tijd, om aan onze belofte te voldoen en ook het derde stuk te behandelen, daar wij ons nu reeds genoeg op eene bekwame hoogte bevinden, om den invloed te zien, welken die eigen togten gehad hebben op den toestand der burger-maatschappij, in ons Vaderland, en de voordeelen, die zij, na zoo vele verwarring, voor dit land aanbragten. En hiervan zal het bewijs der volgende stellingen ons genoegzaam overtuigen.
Vooreerst, zij waren dienstbaar, ter bevordering van kunsten en wetenschappen.
Ten tweede, zij gaven aanleiding tot nuttige uitvindingen.
Ten derde, zij begunstigden den koophandel, en eindelijk
Ten vierde, zij voerden billijke wetten in.
De middelen, die door het Hof van Rome aangewend werden, om zoo vele Natiën tot de dwaaste van alle ondernemingen op te winden, de teekenen, wonderen en verschijnselen, die men voorwendde en geloofde, de vergiffenis van zonden en eindelijk de martelkroon, welke men aan alle deelgenooten, in dien heiligen oorlog, toezeide, deze allen doen duidelijk zien, dat de menschen van dien tijd niet voor zich zelven dachten, maar blindelings van anderen
| |
| |
aannamen, wat deze goedvonden, hen wijs te maken. Volkeren, die verscheidene eeuwen zoo bijgeloovig waren en zoo weinig beschaafd, zouden, nog eeuwen lang, in de verwaarloozing hunner geestvermogens hebben kunnen en moeten voortleven, zoo zij niet door een' of anderen schok, van hun duister verblijf verdreven waren en omgegaan hadden met andere volkeren, en andere gebruiken, zeden, bedrijven, denken handelwijze hadden leeren kennen, van welken zij zich, zonder eigene ondervinding, geen denkbeeld zouden hebben kunnen maken. - Het Leenstelsel, dat elke natie allengs in heeren en slaven gedeeld had, en van welke alleen de eerste eene opvoeding genoten, meer overeenkomstig hunnen stand, als daar waren de oefening in ridderlijke bedrijven, het behandelen van wapenen, ten strijde, of ter jagt, het bestijgen en afrigten van paarden, het leeren van honden en valken, terwijl de anderen tot lage diensten bestemd waren, of in lediggang rondzwierven, het Leenstelsel veroorzaakte, dat zij buiten allen omgang met andere volkeren bleven, ja zelfs van hunne naburen, wijl ieder gehecht was aan den grond, tot welken hij behoorde, en dien hij, buiten toestemming van zijnen Grond- of Leenheer, niet mogt verlaten.
De Geestelijken van dien tijd, bij welken alle kennis en geleerdheid berustte, waren zoo onkundig, ook in de gesteldheid van het land, dat zij bewoonden, dat, om slechts één voorbeeld op te geven, de Monniken van Ferrieres, in het Stist van Sens, in het begin der XIIde Eeuw, niet wisten, dat er, in Vlaanderen, eene stad was, Tournois of Doornik geheeten, zoo als ook even min die van Doornik wisten, waar Ferrieres lag! Elke stap derhalve, dien de kruisvaarders deden, buiten den kring, waarin zij gewoon waren te leven, moest hunne bekrompene denkbeelden vermeerderen, elk nieuw voorwerp hunne oplettendheid gaande maken, en, door vergelijking van het een met het ander, hunnen geest ontwikkelen en hun verstand beschaven. Onze landgenooten inzonderheid, van de beschaafdste volkeren van Europa toenmaals zoo ver afgelegen, moesten, toen zij, in plaats van hunne houten huizen, kerken en steden, de marmeren gevaarten bij de Italianen en de pracht der Oosterlingen aanstaarden, opgetogen van verwon- | |
| |
dering wezen over elk voorwerp, dat, voor hen nog nieuw, alle denkbeelden overtrof, welke zij zich immer van sieraad en schoonheid hadden voorgesteld. De zucht tot navolging moest hen bezielen, en de onderscheidene landen, die zij bezochten, gaven hun verandering van kleeding, wapenen, zeden en gewoonten, in één woord, van dat alles, hetwelk zij van de eenigste soort van Leeraars, die zij hadden, van hunne Priesters en Monniken, niet zouden geleerd hebben; zij zagen ook spoedig, dat hunne Geestelijken niet die alleswetende en onfeilbare onderwijzers waren, welken zij voorheen vermoedden De gerijfelijkheden des levens, nieuwe handwerken, eene meer beschaafde levenswijs en de pracht der kleeding, waarvan zij zich nooit een denkbeeld hadden kunnen vormen, gepaard met de vervaardiging derzelven, leerden zij onder eenen anderen hemel. - Hunne ruwe kleeding, die voorheen uit wolle en leder bestond en misschien nog in de onderscheidene
monniksdragten is bewaard en overgebleven, verwisselden zij nu voor een sierlijker gewaad van sijner stoffe en was het zinnebeeld van zachter zeden, die zij, onder eene milder luchtstreek, hadden aangenomen. Zij leerden diezelfde menschen geheel anders beoordeelen, welken zij voorheen als Ketters verdoemden, daar zij, onder de Grieken, Saracenen, Turken en Arabieren, en inzonderheid bij Sultan saladin, meer beschaafdheid, adel van ziel en grootmoedigheid des harte bespeurden, dan bij hunne eigene geloofsgenooten.
Het was ook in de kruistogten het eerst, dat men bedacht was op het voeren van onderscheidene wapens en teekenen van geslachten. Men had wel voorheen, op zijn schild, eenig zinnebeeld gebruikt, doch nu, daar elk zich van het hoofd tot de voeten in ijzer kleedde en met een' gesloten helm zijn gelaat bedekte, gebruikte men de wapens, om zich van anderen te doen onderkennen en de bij- of toenamen werden uitgevonden, van wier oorsprong men, bij mangel van naauwkeurige overlevering, bij vele geslachten dikwijls geene reden geven kan. Om te toonen, dat men een' kruistogt had bijgewoond, voerde men een kruis in zijn wapen, en om aan te duiden, dat men in Azië geweest was, en de zee overgestoken, koos men leeuwen, luipaarden en schelpen, of
| |
| |
men nam de voering van zijn' mantel, of zijne sporen, lansen, heerbijlen, hamers, stormladders en rappieren, terwijl de wapenkunde vervolgens het aanzien van eene wetenschap verwierf, die ook haren invloed op onze burgermaatschappijen bad, om den hoogeren of lageren rang van adelijke geslachten aan te wijzen en derzelver bevoegdheid tot sommige eereposten daardoor aan te toonen. - Men begon zich nu ook op de kunst van lezen en schrijven toe te leggen, welke voorheen, met zoo vele andere kundigheden, alleen het uitsluitend eigendom der Geestelijken was, even gelijk voormaals, bij den Vorsten- en Priesterstand; in het oude Egypte, terwijl ook het slecht Latijn in onbruik geraakte, en de Vrijbrieven en Privilegiën reeds in de XIIIde Eeuw, in onze landtaal, voor allen verstaanbaar, gelezen werden.
Het Grieksche vuur, dat, onder anderen, in de belegering van Damiate gebruikt werd, bragt mogelijk den Monnik berthold swartz het eerst op het denkbeeld, om proeven te nemen tot het uitvinden van buskruid, en het deel, dat de Genuezen in de kruisvaarten hadden, de voordeelen, die zij daarvan trokken, door de legers, over de Adriatische zee, te voeren naar Azië, vereischte natuurlijk, om zich meer op Aardrijks- en Zeevaartkunde toe te leggen, en gaven welligt aan christoffel columbus het eerste denkbeeld, dat er nog een auder halfrond van onzen aardbol wezen moest, welke gissing hem zoo veel moed en ijver inboezemde, dat hij niet rusten kon, voor en aleer hij Amerika ontdekte! -
Maar wie onzer zou den onmiddellijken invloed der kruistogten op het herstel der fraaije letteren en den bloei van schoone kunsten en wetenschappen, bij het einde der Middeleeuwen, in twijfel kunnen trekken, daar de kennis, die onze Landgenooten van de Grieken hadden, van die Grieken, welke nog in het bezit van zoo vele onschatbare werken hunner onsterfelijke voorzaten waren, hen daartoe als van zelve voerde; en van dien tijd af, vond men, eerst onder de Geestelijken en naderhand onder de Leeken, lieden, welke de Dicht-, Schilder- en Bouwkunde begonnen te beoefenen.
Doch het was voor het Huis de medicis bewaard, dat, in Florence, door den koophandel, ontelbare
| |
| |
schatten verworven had, den bloei der letteren en beschaafde kunsten te doen herleven, daar laurentius, de kleinzoon van den beroemden kosmo, de Vader des Vaderlands genoemd, de Grieksche kunstenaars en geleerden, die, na de verovering van Konstantinopel, door de Mahometanen overal verstrooid waren, allerwegen liet opzoeken, hun, in zijne vaderstad, eene veilige schuilplaats verleende, de zeldzame handschriften der onde Grieken en Romeinen overal opkocht en derzelver duurzame kunststukken, met een' heiligen eerbied, verzamelde.
Daar en boven is het hoogst waarschijnlijk, dat ook de kruistogten de uitvinding der Drukkunst, in ons Vaderland bevorderd hebben. De eerste werken van vernuft, die de lust tot lezen, in Europa, opwekten, waren Romans, dat is, verhalen van heldendaden der Ridders, in de kruistogten; en de wonderlijk denkbeeldige wezens, die, in de werken van ariosto, tasso en andere beroemde Italianen gevonden worden, zijn welligt navolgingen van die gedrochten, welken de Persianen in hunne fabelen bragten.
Maar onder al de voordeelen, welken de kruistogten hebben aangebragt, is er misschien geen een, dat zoo beslissend kan bewezen worden, onmiddellijk van dezelven afkomstig te wezen en zulken gunstigen invloed op ons land gehad te hebben, dan de koophandel. Daar de Venetianen en Genuezen, bij het overvoeren der kruisvaarders, zich verrijkten en hunne van volk ontlaste schepen met de kostbare voortbrengselen van het Oosten bevrachtten en aan Europa weelde en nieuwe behoeften gaven, zoo werd daardoor de naijver van anderen noodwendig opgewekt, en het Hanzesche verbond, waaronder Lubeck en Hamburg het eerst behoorden, opgerigt; welk verbond voorheen van 84 en naderhand van 108 steden aangenomen werd. Van dien tijd af, handelden de Italianen op Egypte en de Levant, haalden van daar de geurigste specerijen, zijde, katoen en andere waren, die door de Hollanders, Zeeuwen en Vriezen herwaarts gevoerd werden en daarvoor in ruiling bragten zilver, koper, tin, lood, kwik, amandel-olie, wollen en linnen stoffen, ijzer, hout, pek en alle andere voortbrengselen van het Noorden, die de scheepsbouw behoefde; - en welken trap van aanzien Amsterdam, binnen kor- | |
| |
ten tijd, daardoor verwierf, daar 't het beroemd Venetie, Genua, Livorno en Marseille verre overtrof, mogen nog de overblijfselen, in onze dagen, getuigen.
Eindelijk, de kruistogten voerden billijke wetten in. Een vreemd verschijnsel was het voorzeker, dat in de geschiedenis zoo zeldzaam gevonden wordt, de eigen wapenen, die lijfeigenen aangordden, om het getal der lijfeigenen in een ander werelddeel te vermeerderen, bragten onaf hankelijkheid, rust en vrede aan. Doch zouden deze weerloozen de kracht van hunnen arm beproefd hebben, zonder die tot hunne eigene redding aan te wenden? Moest niet noodwendig de krijgsman zijne regten doen gelden, die hij, met de gevaren meer bekend geworden, zich door moed en opoffering verworven had, regten, welken tot loon van zijne lange diensten hem de billijkheid toekenden?
Daar elke kruisvaarder van zijne verpligting ontslagen werd, om zijnen vorigen Heer, als lijfeigen, ten dienst te staan en het leenregt daardoor aanmerkelijk verzwakte, zoo werd allengs eene geheel andere wijze van bestuur ingevoerd, en voornamelijk verkregen de steden, die door den bloei des koophandels zeer vermeerderden en opkwamen, groote voorregten, meestal giften van den Vorst, welken men van hem bedong, wanneer zijne verlegenheid haren onderstand inriep. Zij werden voorheen door Hertogen, Graven of Bisschoppen, als leengoederen, beheerd, en werden van derzelver gezag ontslagen, wanneer zij zich zelven, op het voorbeeld der oude Romeinen, Burgemeesteren verkozen, latende alleen de schaduw van gezag aan de Graven of Bisschoppen over.
Gemakkelijk zou het ons vallen, hiervan de bewijzen en voorbeelden, zoo in ons Vaderland in het algemeen, als in vele steden in het bijzonder op te geven, doch wij vertrouwen, genoeg gezegd te hebben, tot bewijs van onze algemeene en bijzondere stellingen. |
|