Over de natuurlijke sterkte der menschen en paarden.
De Natuurkundigen, die over de Werktuigkunde geschreven hebben, zijn het gansch niet eens met de bepaling van den laagsten graad der kracht van een' mensch, en het is ook niet wel mogelijk, als men bedenkt, hoe verschillend de gesteldheid van den mensch naar de verschillendheid van het klimaat, het voedsel en andere omstandigheden is. In het algemeen rekent men, dat een man van gewone sterkte in staat is, eenen last van zes honderd ponden, het pond tot zestien oncen gerekend, in eene minuut tien voeten hoog te tillen en dit van 24 tot 40 uren uithouden, of iets anders van dien aard verrigten kan. Ik ben intusschen geneigd te gelooven, dat deze opgave eerder te hoog, dan te laag is.
Door eene verstandige aanwending der menschelijke kracht, kan in sommige gevallen de werking verhoogd worden, gelijk integendeel eene ongepaste aanwending derzelve, de werking verzwakt. Wanneer, bij voorbeeld, twee menschen aan eenen haspel of een rad door handvatsels of hef boomen draaijen, zoo zullen zij in staat zijn, eenen last van 70 ponden ligter te trekken, dan een mensch dertig ponden, verondersteld, dat de handvatsels of hef boomen in regte hoeken tegenover malkanderen staan.
In eene horizontale rigting kan een mensch niet boven de 70 tot 80 ponden voorttrekken, omdat hij in dit geval slechts de helft des gewigts van zijn ligchaam aanwenden kan. Men moet evenwel hieruit niet opmaken, dat een mensch niet eene kar of wagen, die meer dan 80 ponden weegt, trekken kan; want de last der kar wordt door den grond of de aarde ondersteund; maar ik wil hier alleen zeggen, dat een mensch niet in staat is zulk eenen wagen te trekken, welke, om voortgetrokken te worden, eene kracht van meer dan 80 ponden vereischt.
Als een mensch ongeveer 140 ponden weegt, dan