Anecdote van den heer Diderot.
Op zekeren dag bevond ik mij in het gezelschap van eenen Russischen Prins, zoo beminnenswaardig door zijn verstand, als door de gevoeligheid van zijn hart. De Natuur had hem niets onthouden, van hetgeen een groot Man maakt. Ik was gekleed, zoo als gij mij gewoonlijk gezien hebt, met een' bruinen rok; ik had eene heel gemeene pruik op, mijn linnen was slecht en eenvoudig, en een' stok in mijne hand; met één woord, zoo als ik dagelijks pleeg te gaan.
Zijne Excellentie vraagde mij, of de geleerde lieden in Frankrijk wel beloond werden. Ik gaf het volgende ten antwoord: ‘Ik heb al mijn leven gearbeid; ik heb gewerkt aan de Encyclopedie, en ben Schrijver van Le Fils naturel, maar ik bezit geen duit in de wereld. Ik heb eene dochter, die reeds huwbaar is; zij ziet er wel uit, en ik heb haar al de begaafdheden en wetenschappen doen verkrijgen, welke mijn vermogen toeliet. Hare jaren doen mij denken om haar uit te huwelijken. Als ik haar wat wil medegeven, zal ik genoodzaakt zijn, mijne Bibliotheek te verkoopen. Met smart zal ik van mijne Boeken scheiden; maar mijne dochter moet in een' goeden stand gezet worden, en daaraan wil en zal ik alles opofferen.’
De Prins hoorde dit verhaal aan; hij was er door getroffen. Hij schreef aan de Keizerin van Rusland: ‘Daar is een geleerd Man in Frankrijk, die veel roems verworven heeft; hij is zoo arm, dat hij verpligt zal zijn, zijne boeken te verkoopen, om zijne dochter, die zeer schoon is, te kunnen uithuwelijken.’
De Keizerin van Rusland vindt haar vermaak in wel te doen. Zie eens, hoe aardig zij hierin te werk ging. De Russische Prins kwam mij op zekeren dag vragen, hoe veel mijne Bibliotheek wel waard was. Ik schattede ze op vijftienduizend Livres. Een uur daarna, bragt men mij die somme; en nu schikte ik