Menecrates.
De Geneesheer menecrates, wiens buitensporigheid zoo ver ging, dat hij waande jupiter te wezen, schreef aan philippus, Koning van Macedonie, in deze bewoordingen: ‘Menecrates jupiter aan philippus, groetenis!’ Philippus antwoordde hem dus: ‘Philippus aan menecrates, gezondheid en goed verstand!’ Deze Vorst liet het daar niet bij; om zijnen bijsterzinnigen te genezen, bedacht hij een kluchtig middel. Hij noodigde hem tot een groot gastmaal. Menecrates kreeg eene afzonderlijke tafel, waarop hem, voor zijne spijze, niets werd toegediend dan wierook en reukwerken, terwijl de andere gasten al het vermaak genoten van een' lekkeren maaltijd. De eerste vervoeringen van blijdschap, die hij gevoelde, van zijne godheid te zien erkennen, deden hem vergeten, dat hij een mensch was; maar toen de eetlust hem dwong om zich dat te herinneren, begon het hem te vervelen jupiter te zijn, en hij nam schielijk afscheid van het gezelschap.