Heer R. zich op zijne vorige standplaats te veel roem verworven heeft, dan dat zijn oordeel niet gewigtig zoude gekeurd worden. Het is waar, de meeste Redevoeringen, ter aanvaarding van het Hoogleeraarambt uitgesproken, loopen over dergelijke onderwerpen; maar het is toch tevens waar, dat er geen gepaster is voor den Geleerden Onderwijzer, dan de manier te ontwikkelen, waarop men in zijn vak vorderingen maken kan.
Wij hebben dan ook deze Redevoering met uitnemend veel genoegen en veel nut voor ons zelven gelezen, en zouden onzen Lezeren gaarne een geregeld verslag van dezelve geven? indien de Alg. Kunsten Letterbode ons daarin niet voor was gekomen; nu willen wij ons met deze aanprijzende aankondiging vergenoegen, en het Amsterdamsch Athenaeum met deszelfs nieuwen Leeraar geluk wenschen.
Wenschelijk ware het, dat deze Redevoering meer onder ons verspreid en daartoe in het Nederduitsch vertaald werd. Zoo zouden zij, die zich op de beoefening der Natuurkundige wetenschappen toeleggen, en welken dezelve anders welligt niet bekend wordt, den weg leeren kennen, dien zij, ter bereiking van hun doel, bewandelen moeten; want het is zeker, dat menig een, wien het niet aan geestvermogens of geestdrift ontbreekt, alleen daarom zoo weinig vorderingen maakt, omdat zij tot een of ander uiterste overslaan, en zich aan geenen regel binden.