Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1811
(1811)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Opwekking van Lazarus. Door Mr. rhijnvis feith. Te Haarlem en Zwolle, bij F. Bohn en D. van Stegeren, 1811. Behalve de opdragt en het voorberigt, 52 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is ƒ 1-16-:Wij herinneren ons, voor vele jaren, gelezen te hebben een Drama, getiteld Johannes de Dooper, hetzelve was geplaatst in het Mengelwerk van de Vaderl. Bibl.Ga naar voetnoot(*) en had, in onze oogen, groote verdiensten. - De jeugdige Dichter, welke de opwekking van lazarus gekozen heeft, om met deze proeve zijne loopbaan te beginnen, heeft een' tegenhanger van Johannes den Dooper gegeven en de Heer feith vond de wijze, waarop hij dit stukje behandeld had, belangrijk genoeg, om het ook voor zijne landgenooten bruikbaar te maken. Bovenal trof hem, (zegt de waardige man) de eerbied voor den Verlosser, die het gansche stuk bezielt en tegenwoordig bij Duitsche schrijvers zoo zeldzaam is, en hij vond het niet ongeschikt, om menig beklemd hart, onder de Christenen, op te beuren, betuigende voorts, dat hij alleen daarom zijn' tijd aan dit stukje gegeven heeft, en het | |
[pagina 506]
| |
en verre af is, eenigen dichterlijken roem met deze uitgave te beoogen. Wij kennen den begaafden Zanger aan den IJssel en gelooven hem - Wij hebben, vele jaren lang, zijne meesterstukken, in velerlei dichtsoorten, bewonderd; immers als lierzanger, leer- en treurspel - dichter, zijn er, in ons land, weinigen, die hem, in alles zaamgenomen, evenaren, veel min overtreffen en wij zijn altijd gewoon, hem, in de eeuw van van merken, met van alphen en bellamy, onder de Hervormers van onze Vaderlandsche dichtkunde, te rangschikken. Het zou onedelmoedig zijn, na de openhartige betuiging van den Heer feith gelezen te hebben, als die dit stukje alleen ter bevordering van stichting vertaalde, hetzelve evenwel aan de strenge regelen der Dramatische dichtkunst te toetsen en te willen vergelijken met eene johanna gray, thirza, mucius cordus en ines de castro, alle meesterstukken, welke altijd in de oogen van den waren kunstregter hunne waarde zullen hebben en allezins wettigen den hoogen lof, dien onze landgenooten aan dezen grooten Dichter geven. De Heer F. heeft, achter het Drama, een dichtstuk geplaatst, getiteld: Rede en Openbaring, waarin wij zijne gelukkige manier, van anderen zoo duidelijk onderscheiden, wederom geheel herkennen. Wij danken den waardigen man, dat hij ook dit heeft gegeven, tot bevordering van troost en stichting. |
|