Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1811
(1811)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 447]
| |
Proeve over de Wijsheid van God, in het Ontwerp der Evangelische Bedeeling. Door Willem Bruin, Lecraar der Doopsgezinden te Westzaan, Te Amsterdam, bij de Wed. G. Warnars, 1810. 143 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is ƒ 1-5-:‘Al hetgeen, waardoor de eerbied en hoogachting voor het geopenbaard onderwijs der Evangelieleer toeneemt, of levendig gehouden en aange. kweekt wordt, kan ook bevorderlijk zijn, om die Leer zelve te meer invloed te doen hebben, op het verstand en (het) hart der belijders van het Christendom, ter hunner opleiding tot die veredeling en ware zedelijke verbetering, welke de Evangelische Bedeeling ten oogmerk heeft, en zoo noodig en nuttig is, tot des menschen waar en duurzaam geluk.’ Aldus drukt zich de Eerw. bruin uit in zijn Voorberigt van zijne welgeschrevene Proeve, welke wij met zeer veel genoegen gelezen hebben, en eenen ieder, tot welke gezindte hij ook behoore, wien het om vermeerdering of versterking van eerbied voor gods aanbiddelijke wijsheid en van hoogachting voor het Evangelische Ontwerp van Godsdienstleere te doen is, met den meesten ernst aanprijzen. ‘De beschouwing der Natuur, (zoo lezen wij, onder andere, in de Inleiding,) zoo rijk in kenmerken van de verhevene Wijsheid des Allerhoogsten, levert, uit dien hoofde, veelvuldige stoffe op, tot aangename, nuttige en leerzame bespiegelingen, voor 's menschen geest, die hem verrijken kunnen met edele wetenschap, een redelijk wezen waardig, en allezins instemmende met zijnen oorspronkelijken aanleg, en met zijne hoogere bestemming, met het zedelijk doel van zijn bestaan.’ ‘Doch niet minder (zoo gaat zijn Eerw. voort) blijken van die grootheid der Goddelijke Wijsheid treft men aan, voor het nadenkend verstand, in de goedertierene en weldadige beschikkingen des Allerhoogsten, of in zijn zedelijk bestuur, over het menschdom; en wel inzonderheid in het weldadig | |
[pagina 448]
| |
Ontwerp der Evangelische Bedeeling, ter verbetering en gelukkigmaking van het menschelijk geslacht, door jezus christus zijnen Zoon tot stand, en in werking gebragt.’ Behalve de gegrondheid en de kracht der onderscheidene bedenkingen, door den Schrijver, ter bereiking van zijn oogmerk, in het midden gebragt, prijzen zich dezelve aan door de naauwkeurig uiteengezette en geregelde orde, in welke zij worden voorgedragen. In drie Hoofddeelen, en deze wederom in Afdeelingen gesmaldeeld, bevat het Eerste Hoofdstuk tot opschrift voerende: Het oogmerk van god met het Ontwerp der Evangelische Bedeeling, in drie Afdeelingen, eene algemeene beschouwing van het oogmerk van het Christelijk ontwerp van de uitgestrektheid van het oogmerk der Evangelische Bedeeling - en eindelijk van de Goedheid en het Weldadige van het Ontwerp dier Bedeeling. - ‘De gepastheid der middelen, ter bereiking van het Oogmerk der Evangelische Bedeeling,’ is het opschrift des Tweeden Hoofddeels, waarin, onder twee Afdeelingen wordt gehandeld over de voorbereidende middelen, tot de in werking brenging van het Ontwerp der Evangelische Bedeeling, en over de Gepastheid der middelen, welke het Ontwerp der Evangelische Bedeeling zelve opleverde, ter bereiking van deszelfs uitgebreid weldadig oogmerk. - Het Derde en laatste Hoofddeel, handelende over de nadere blijken van de Geschiktheid der aangewende Middelen, uit d heilzame uitwerksels dier inrigting afgeleid, ontwikkelt dat alles, door de ontvouwing van den spoedigeren Opgang der Evangelische Bedeeling, in den aanvang en van het duurzame aanwezen, en de verdere Uitbreiding der Evangelische Bedeeling Al deze bijzonderheden worden, door den Eerw. Schrijver, ontwikkeld, op eene wijze, welke zoo wel van 's Mans aandachtige beoefening van het belangrijke onderwerp getuigenis draagt, als zij het wijze en weldadige, in het Ontwerp der Christelijke Leere allerwege doorstralende, in een helder licht plaatst. Eigenlijk nieuwe gedachten, zoo als de Schrijver zelf erkent, zal men hier niet aantreffen. Trouwens, wie kan ook iets, nooit voorheen gedacht of gezegd verwachten omtrent een onderwerp, hetwelk, eeuwen | |
[pagina 449]
| |
lang, de aandacht van allen, die het Christendom een genegen hart toedroegen, onledig hield. Voor zoo veel hij, nogtans, zijne wijze van voordragt en uiteenzetten, hem bijzonder eigen, heeft, zal elk in den Eerw. bruin eenen man ontdekken, die voor zich zelven denkt, en, door duidelijkheid en orde, van velen, die, te eenigen tijde, hetzelfde onderwerp behandelden, zich loffelijk onderscheidt. Eene ontleding van het werkje gedoogt ons plan niet. Alleen willen wij uit het besluit, iets, en wel het laatste gedeelte, overnemen. Aangemerkt hebbende de eigenaardige strekking van het Evangelische Ontwerp ter verspreiding van verlichting van het verstand, en ter verbetering van het hart, laat de Eerw. bruin er op volgen: ‘Volgens den aard der menschen, de groote verscheidenheden die onder dezelve plaats hebben, en de wijze van werking der Middelen, die het Ontwerp der Evangelische Bedeeling oplevert, kunnen, en zullen er mogelijk wel altoos eenige bijgeloovigheden, vooroordeelen en verkeerde gezindheden en zeden, onder hun in 't algemeen, overblijven, en zal men in dit leven geen tijd te wachten hebben, waarin op deze aarde, door ieder een, de zuivere waarheid in al hare volkomenheid gekend worde, en op dezelve niet dan geregtigheid woont. Neen, de akker der wereld zal, benevens het goede zaad, steeds ook wel eenig onkruid voortbrengen, 't welk de Heer der wereld, om wijze redenen, niet zal laten uittrekken, maar zal laten opwassen tot den oogst, dat is de voleindinge der wereld, om het dan van elkander te scheidenGa naar voetnoot(a). ‘Maar,’ dus gaat hij voort, ‘volgens den aard en het oogmerk van het Ontwerp der Evangelische Bedeeling, mogen wij verwachten, dat het Rijk der waarheid en deugd, naar dat Ontwerp ingerigt, steeds op aarde zal aanwezig blijven, en de goede uitwerking dier inrigting, ter verlichting en zedelijke verbetering der menschen in het algemeen, dan eens meer, dan mogelijk eens wat minder zigtbaar, zal blijven voortduren. Dit geest ons niet slechts aanleiding om te wenschen, maar ook eeni- | |
[pagina 450]
| |
gen grond om te hopen, dat de Godsdienst van jezus zich allengs nog meer en meer onder het menschdom zal uitbreiden; den (de) eenigen (ge) waren (re) god in zijne volmaaktheden, welbehagen, gezindheid en oogmerk, meer algemeen naar waarheid gekend, en naar het onderwijs en de grondbeginselen der Evangelieleer, vereerd en gehoorzaamd worden; en dat alzoo den (de) verheerlijkten (verheerlijkte) jezus, door zijn onderwijs, nog eenen meerderen, en meer algemeenen invloed bekomen zal, op het verstand en hart van zijne belijders; met dat gevolg, dat door dat uitgebreid weldadig Ontwerp, de Godsdienstige verlichting en zedelijke verbetering der menschen, met het geluk 't welk daaraan verbonden is, eens tot dat toppunt zal worden opgevoerd, waarvoor het menschdom, over het algemeen genomen, op deze aarde vatbaar zij (is). Opdat jezus christus alzoo als Koning heersche, tot dat Hij alle de vijanden onder zijne voeten gelegd of aan zich onderworpen, zijn Rijk, het Rijk van waarheid en deugd, over het Bijgeloof, het Ongeloof en zedelijk verderf, geheel de overhand, of eenen algemeenen zegepraal bekomen zal hebben. Tot dat eindelijk, den dood, die de laatste vijand is, te niete gedaan zijnde, en Hij alle vereerers van god en betrachters van zijnen wil, in den staat der heerlijkheid en gelukzaligheid zal hebben overgebracht, Hij ook, na die bereiking van het groot, het uitgebreid en weldadig oogmerk, van het Ontwerp der Evangelische Bedeeling, het Koningrijk god zijnen Vader overgeve, op dat god zij, alles in allenGa naar voetnoot(*).’ Wij eindigen met den wensch, dat dit Werkje, hetwelk. behalve den allerbelangrijksten inhoud, door een' gemakkelijken stijl en door zuiverheid van taal, zich aanprijst, vele lezers zal vinden, ter verheerlijking van god door jezus christus, en ter bevordering van ware Godzaligheid! |