| |
Christelijk Handboekje voor Dienstboden. Met eene opdragt aan onze Huisvaders en Huismoeders. Door G. Benthem Reddingius, Th.D. en Predikant te Assen. Te Groningen, bij W. Zuidema, 1811. 106 Bladz. In Octavo. De prijs is ƒ :-10-:.
Gelijk de geachte Schrijver sedert eenige jaren zijnen arbeid ten nutte van onderscheidene klassen van menschen besteed heeft, zoo bepaalt hij zich in dit Werkje opzettelijk tot eene gepaste onderrigting, en doelmatige besturing van Dienstboden, in het mededeelen van de heilzaamste lessen, in eenen duidelij- | |
| |
ken en vatbaren stijl voorgedragen, bij welker inachtneming zij het grootste en gewigtigste belang hebben. -
Hetzelve is in vier Hoofdstukken verdeeld: (1) Van de voorregten van den dienstbaren staat. (2) Van de pligten der dienstboden. (3) Van de gebreken en verkeerdheden, die bij dienstboden kunnen plaats hebben. (4) Lessen voor dienstboden ter bevordering van hun toekomend en bestendig geluk.
Wij prijzen het, gelijk het verdient, als tot het bedoelde oogmerk zeer geschikt, en de aanbeveling van meer vermogenden ten hoogste waardig, aan; terwijl ook andere jonge lieden, schoon niet bepaaldelijk tot den dienstbaren stand behoorende, menig nuttige les, ter regeling van hun gedrag, in hetzelve zullen aantreffen. -
Tot eene proeve diene de zesde les uit het vierde Hoofdst. ‘Leert, terwijl gij dienstbaar zijt, alles wat goed en nuttig is, zoo veel gij leeren kunt. Gij verkeert thans in dien leeftijd, in welken uwe vermogens meest geschikt zijn ter oefening, en in welken gij ervaring en bekwaamheden behoort op te doen voor uw geheele volgende leven. Hoe meer gij dit in acht neemt, en daar van gebruik maakt, zoo veel te gelukkiger zult gij in het vervolg worden. Maakt dan een vlijtig gebruik van alle gelegenheden, die u ontmoeten, om wijzer te worden, om iets aan te leeren, dat goed is en nuttig voor u worden kan. Zegt nimmer: o! waarom zou ik daarop acht geven, of waarom zou ik mij daar in oefenen, het zal mij toch nimmer te pas komen. Gij weet toch niet, wat u nog zal te pas komen, gij weet niet, in welke omstandigheden de Voorzienigheid u nog brengen zal, en zijne vermogens te oefenen en op te scherpen, dat brengt altijd meer voordeel aan, dan men zelf terstond opmerkt. Laat mij u eens in bijzonderheden opgeven, waar in gij u voornamelijk behoort te oefenen, en wat gij trachten moet in uwen dienstbaren staat te leeren. Oefent u vooreerst vlijtig in beschaafdheid van zeden. Gij zijt waarschijnlijk opgevoed in omstandigheden, in welke gij weinig gelegenheid had om ordentelijkheid en beleefdheid, geschiktheid om behoorlijk met allerlei menschen om te gaan,
| |
| |
en beschaafdheid van zeden te leeren, en evenwel zijn dit dingen, die voor iemand, welke zijn fortuin wil maken, van een zeer groot belang zijn. Vele dienstboden kunnen daarom geene voordeelige diensten krijgen, en worden daarom niet voortgeholpen, om dat zij lomp en ruw van taal en zeden zijn, onbeleefd en onvriendelijk, en niet weten een ieder naar zijnen stand te behandelen. De bescheidene, beschaafde en wellevende dienstboden hebben altijd veel vooruit, en veel meer kans, om nog iets meer in de wereld te worden, dan anderen. Nu hebt gij in uwen dienstbaren staat zeer goede gelegenheid, om beschaafdheid en wellevendheid te leeren, ten minste als gij die zoeken wilt door diensten te kiezen bij menschen, die zelve niet ruw en lomp zijn. Als gij nu die gelegenheid hebt, maakt er dan ook een verstandig gebruik van. Legt er u op toe, om alle uwe verkeerde gewoonten en onbeschaafde manieren van spreken te leeren kennen, door nategaan hoe meer ervarene en beschaafde menschen handelen en spreken, en daar mede uwe eigene manieren te vergelijken; en als gij ze hebt leeren kennen, wacht u dan zorgvuldig voor dezelve, op dat gij ze geheel moogt ontwennen. Tracht beschaafdheid en ware wellevendheid te leeren, door op te merken, hoe uwe heeren en vrouwen zich jegens elkander en jegens anderen gewoon zijn uit te drukken, en hoe zij de menschen behandelen, en vooral ook, door acht te geven op de wijze, waarop meer beschaafde en geoefende dienstboden, gewoonlijk spreken en handelen. Oefent u in het volgen van derzelver voorbeeld, zonder in het lage of belagchelijke te vallen en zonder dat gene na te apen het welk niet tot de algemeene wellevendheid behoort, en alleen in hoogere standen past. Zoo doende zult gij de harten der menschen winnen, en overal teregt kunnen komen, en gij zult tevens ondervinden, dat beschaafdheid ook eenen grooten invloed heeft op ons eigen levensgenoegen. De les van het Evangelie: uwe bescheidenheid zij alle menschen bekend, wordt door velen
op verre na niet naar derzelver waarde geschat, en velen leggen er zich op verre na niet genoeg op toe, om bekwaam te worden tot het
| |
| |
volledig opvolgen van dezelve. - Oefent u ten tweede, gedurende den tijd uwer dienstbaarheid in alle huisselijke en beroepsbezigheden, in welke gij gelegenheid hebt u te oefenen. Gij dienstknechten, ziet gij iets doen, het welk tot het werk van het mannelijk geslacht behoort, geeft er acht op, al is het ook, dat het niet tot uw tegenwoordig werk behoort. Onthoudt het, en tracht het ook te leeren. Men leert niet ligt te veel. Komt het u nu niet te pas, dat gij het weet, naderhand kan het u toch nog wel van dienst zijn, het zij om het zelve te doen, het zij om de verrigtingen van anderen te kunnen beoordeelen; en al is het ook, dat het u in deze opzigten nooit te pas komt, dan is het toch nog altijd aangenaam, juiste denkbeelden te hebben van vele bezigheden des levens, met welke anderen de kost verdienen, en over dezelve bij gelegenheid met verstand te kunnen spreken. Gij dienstmaagden! hebt gij gelegenheid om vrouwelijke handwerken te leeren, om allerlei dingen betrekkelijk tot huishouding, keuken, opvoeding van kinderen, en dergelijke meer te weten te komen, laat dezelve nooit voorbijgaan, zoekt zoo veel huishoudelijke en allerlei vrouwelijke kundigheden op te doen, als gij kunt, op dat gij in alle omstandigheden moogt kunnen te regt geraken, en de kost op onderscheidene wijzen moogt kunnen verdienen. Ziet gij nog niet in, dat gij van het een of ander dienst kunt hebben, die tijd kan komen, en de kunst is altijd gemakkelijk te dragen. - Oefent u ten derde, zoo lang gij dienstboden zijt, in algemeen nuttige wetenschappen. Hebt gij tijd van uwen arheid over, besteedt denzelven liever in nuttig onderzoek, dan in ijdelheid. Gij hebt nu beter gelegenheld om noodige kundigheden op te doen, dan gij hebben zult als gij eene huishouding hebt. Oefent u dan in het rekenen, dat het oordeel opscherpt, en u naderhand van veelvuldigen dienst kan zijn. Oefent u in de kennis van den dierbaren en onontbeerlijken Christelijken Godsdienst; laat u in denzelven onderwijzen,
en onderzoekt dien zelve. Leest veel, zoo veel als uw werk toelaat, maar ziet toe, wat gij leest. Als gij slechte boeken, of nuttelooze vodden leest,
| |
| |
dan zult gij of door het lezen bedorven worden, zoo als menig een door verkeerde boeken te lezen reeds bedorven werd, of gij zuh van achteren reden hebben, om er u over te beklagen, dat gij uwen tijd verspild hebt. Kiest dus nuttige boeken uit, vooral de zoodanige, die u opleiden tot ware godsvrucht, welke boven alles noodig is Ten einde gij in deze keuze niet moogt dwalen, zoo raadpleegt daaromtrent met verstandige menschen. Zijn uwe heeren en vrouwen lieden, die goede boeken bezitten, en lust tot het lezen van nuttige geschristen hebben, zij zullen ulieden dan, op uw verzoek, gaarne voorzien van boeken, die geschikt voor u zijn; en vraagt anders vrijmoedig de Leeraars van den Godsdienst, die u gaarne bekend zullen maken met het gene gij vooral lezen moet. Tracht zoo uwen dienstbaren tijd in allen opzigte nuttig te besteden, en gedurende denzelven allerlei nuttige kennis op te doen, gij zult u daarover naderhand grootelijks verblijden. Ontelbaar vele menschen beklaagden het zich daarna, dat zij, toen zij nog dienden, en geene zorgen hadden, niet meer opgemerkt, nagedacht en onderzocht hebben, maar nooit beklaagde zich iemand daar over, dat hij in dien tijd opmerkzaam was geweest, en zijne tusschenuren tot een nuttig onderzoek had besteed.’ |
|